Koppel de administratieplicht los van de informatiebeschikking. Daarmee is het knelpunt van een te lange doorlooptijd mogelijk opgelost en zijn andere oplossingsrichtingen overbodig. Dat vindt fiscaal advocaat Diana Jansen van Tax Studio. Zij staat sympathiek tegenover de door staatssecretaris Snel (Financiën) aangedragen oplossingen voor knelpunten met de informatiebeschikking, maar kan zich niet helemaal vinden in de wijze waarop.
Oplossingsrichtingen
Uit het in november 2016 verschenen evaluatierapport van de Wet Dezentjé kwamen de nodige knelpunten met de informatiebeschikking naar voren. Belangrijkste knelpunt is de te lange doorlooptijd van fiscale procedures. In een recente Kamerbrief herhaalt staatssecretaris Snel van Financiën zijn eerder aangedragen oplossingsrichtingen voor de informatiebeschikkingsprocedure. De bewindsman denkt aan: (1) een verkorte rechtsgang, (2) het beperken van het aantal rechtsvragen en (3) een loskoppeling van de administratieplicht. “De informatiebeschikking behoeft aanpassing,” erkent Jansen. “Ondanks de in de jurisprudentie opgeloste vraagstukken, bevat de regeling knellende elementen. De te lange doorlooptijd bij fiscale procedures is een reëel knelpunt.”
Verkorte rechtsgang
Die lange doorlooptijd komt omdat eerst de procedure tegen de informatiebeschikking wordt gevoerd en daarna pas de procedure tegen de belastingaanslag. Als beide procedures lopen tot aan de Hoge Raad, is een totale doorlooptijd van 12 jaar of meer voordat uiteindelijk de belastingaanslag onherroepelijk vaststaat, niet ondenkbaar. De staatssecretaris wil dit proces verkorten door in de informatiebeschikkingsprocedure nog slechts met één fiscale feitenrechter te werken en niet met twee. De Raad voor de Rechtspraak ziet hier niet de noodzaak van in. Volgens Jansen gaat de oplossing van één fiscale feitenrechter (en de Hoge Raad) zeker helpen om de doorlooptijd te verkorten. “Dat de staatssecretaris daarbij kiest voor het hof in plaats van de rechtbank, is wel begrijpelijk.”
Afbakening van rechtsvragen
Met de voorgestelde beperking van de te beoordelen rechtsvragen in de informatiebeschikkingsprocedure, heeft Jansen meer moeite. “Als het aan de staatssecretaris ligt, mag de fiscale feitenrechter in deze procedure straks alleen nog een oordeel geven over de rechtmatigheid en niet over de vraag of de omkering van de bewijslast terecht is. De staatssecretaris wil die vraag pas aan de orde laten komen in de daaropvolgende procedure over de belastingaanslag zelf. Ik zie niet in hoe deze afbakening van de rechtsvragen leidt tot een kortere doorlooptijd van de informatiebeschikkingsprocedure. Het enige wat de staatssecretaris met deze ‘oplossing’ bereikt is een rechterlijke spagaat. Als de rechter in de informatiebeschikkingsprocedure constateert dat de omkering en verzwaring van de bewijslast niet gerechtvaardigd is, dan is het juist zijn taak, zoals ook de Hoge Raad op 10 februari 2017 heeft beslist, om daarover direct te oordelen en duidelijkheid te verschaffen. Die duidelijkheid leidt naar mijn mening eerder tot een kortere doorlooptijd dan een langere.”
Loskoppeling administratieplicht
De derde oplossingsrichting die de staatssecretaris benoemt, is het afschaffen van de informatiebeschikking voor de administratieplicht. De beschikking ziet dan alleen nog op de informatieverplichtingen van voornamelijk artikel 47 van de AWR. “Als hier het hoofddoel een verkorting van de doorlooptijd is, valt er iets te zeggen voor deze loskoppeling,” vindt Jansen. “Een ondeugdelijke administratie laat zich achteraf lastig herstellen. Daar brengt een informatiebeschikking geen verandering in. De omkering en verzwaring van de bewijslast wegens het niet nakomen van de administratieplicht kan dan worden aangevochten in de procedure tegen de belastingaanslag. Nadeel is wel dat we teruggaan naar de situatie van vóór de Wet Dezentjé met als risico dat de belastinginspecteur bij gebreken in de administratie te snel grijpt naar de bewijslastomkering en de belastingaanslagen vaststelt met een ruime marge die hem hierdoor toekomt. Hij heeft dan vervolgens de omkering nodig om de belastingaanslagen in de lucht te houden. Als dit niet terecht is, wordt dat vaak pas in de beroepsfase rechtgetrokken. De informatiebeschikking haalt de angel er al eerder uit, bijvoorbeeld in de bezwaarfase. De belastingaanslagen zijn dan nog niet opgelegd en er is dus meer ruimte voor de Belastingdienst om een ander standpunt in te nemen zonder dat dit consequenties heeft voor de heffing. In de afweging voor een snellere procedure of een meer grondige procedure, zit dus een conflicterend belang.”
Jansen vraagt zich tot slot af of de staatssecretaris wel voor alle drie de oplossingsrichtingen moet gaan. “De meest tijdrovende bezigheid is de administratieplicht. Als je die loskoppelt van de informatiebeschikking, is de hobbel van een te lange doorlooptijd misschien al genomen.”
Bron: Redacteur Marit Muller