Hof Amsterdam oordeelt dat er geen recht is op lijfrenteaftrek bij storting op verkeerde bankrekening.
In deze zaak heeft een man een beleggingsrekening (box 3) en een lijfrenterekening (box 1) bij dezelfde bank. Eind 2016 stort hij € 17.000 op zijn beleggingsrekening. In dat jaar trekt hij € 16.715 af als lijfrentestorting in zijn aangifte. De aanslag wordt conform aangifte opgelegd.
Op verzoek van zijn bank stuurt hij in december 2017 een brief naar de inspecteur om goedkeuring te geven voor doorstorting van het bedrag van € 17.000 naar zijn lijfrenterekening. De inspecteur geeft aan dat dit niet mogelijk is met terugwerkende kracht naar 2016 en legt een navorderingsaanslag op ter correctie van de ten onrechte genoten lijfrenteaftrek. De man is het hier niet mee eens. Hij stelt dat de inspecteur geen navorderingsopslag mocht opleggen omdat de schuld voor de foute storting lag bij de bank, die het verkeerde rekeningnummer had opgegeven.
Rechtbank en het hof zijn het niet met de man eens. Dat de man per abuis € 17.000 op de verkeerde rekening heeft gestort is een omstandigheid die voor rekening en risico van de man komt. Hij had met andere woorden zelf beter moeten opletten. De inspecteur wordt in het gelijk gesteld.
Belang voor de praktijk
Een andere rechtsvraag die in deze zaak aan de orde kwam is de vraag of hier terecht een navorderingsaanslag is opgelegd. Een inspecteur kan immers op grond van art. 16 lid 1 AWR alleen navorderen als sprake is van:
- een nieuw feit; of
- kwade trouw van de kant van de belastingplichtige; of
- een voor de belastingplichtige kenbare fout, waarvan in elk geval sprake is als de te weinig geheven belasting ten minste 30% van de uiteindelijk verschuldigde belasting bedraagt.
In deze casus werden kwade trouw en kenbare fout aan de hand van de feiten uitgesloten. Blijft over de vraag of hier sprake was van een nieuw feit. Een nieuw feit is een feit dat de inspecteur niet bekend was en redelijkerwijs niet bekend kon zijn bij het opleggen van de oorspronkelijke aanslag. In dit geval mocht de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag uitgaan van de juistheid van de gegevens die de man had ingevuld. Voor twijfel was in dit geval in eerste instantie geen reden.
Ook het feit dat er geen renseigneringsopgave was ontvangen, leidde volgens het hof voor de inspecteur bij het opleggen van de eerste aanslag niet tot een nadere onderzoeksplicht. Pas nadat de man in december 2017 aan de inspecteur een brief had gestuurd, werd de inspecteur bekend met het feit dat de premie per abuis was gestort op een box 3-rekening. Op basis van dit nieuwe feit was het opleggen van de navorderingsaanslag gerechtvaardigd.
In onderdeel 2.5 van het Verzamelbesluit Lijfrenten wordt de mogelijkheid gegeven tot fiscaal geruisloos herstel van een foutieve overboeking naar een geblokkeerde rekening bij de bank. Het gaat daar om de situatie dat een belastingplichtige per ongeluk een bedrag heeft overgemaakt naar een geblokkeerde lijfrenterekening, in plaats van naar een gewone spaarrekening bij diezelfde bank. In die situatie is het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden het abusievelijk verkeerd gestorte bedrag – tot vijf jaar terug – te laten overboeken naar de rekening waar de storting voor bedoeld was. De goedkeuring uit het besluit biedt voor deze belastingplichtige echter geen uitkomst. Bij hem is de situatie immers net andersom.
Lees ook het thema Lijfrenten.
Bron: Legal, Compliance & Tax Nationale-Nederlanden