Het initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Maatoug en Van der Lee (beiden GroenLinks) en Nijboer (PvdA) dat onder meer de vervanging regelt van het box 2-tarief door een progressief tarief, gaat uit van een verkeerde referentiegroep, namelijk werknemers in plaats van IB-ondernemers. Dat constateert de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) in een commentaar op het voorstel.
Het initiatiefwetsvoorstel wil het globale evenwicht in belastingdruk, dat bij de invoering van het boxenstelsel in 2001 beoogd werd, herstellen door een verlaging van het basistarief in box 2 van 26,9 procent naar 26 procent.
De initiatiefnemers willen dat er een tarief komt van 26 procent voor inkomsten uit aanmerkelijk belang tot circa € 60.000. Daarnaast introduceren zij een tweede schijf voor alle box 2-inkomsten boven € 60.000, met een tarief van 40,59 procent. In combinatie met de huidige VpB-tarieven sluiten deze tarieven aan op de tarieven in box 1 van 37,07 procent en 49,50 procent.
De NOB staat afwijzend tegenover de referentiegroep die de initiatiefnemers hanteren om het globale evenwicht te herstellen. "De term globaal evenwicht is altijd gerefereerd aan een min of meer gelijke belastingdruk tussen de IB-ondernemer en de aanmerkelijkbelanghouder (dga) en niet tussen de werknemer en de dga, zoals in het initiatiefwetsvoorstel is gedaan."
Uit berekeningen van de NOB met de systematiek uit het voorstel volgt bovendien dat de dga kan uitkomen op een gecombineerde belastingdruk van 55,92 procent. Dit is ruim 6 procent meer dan het hoogste tarief in box 1 (49,50 procent). Dit effect staat volgens de beroepsorganisatie haaks op de doelstelling van het wetsvoorstel, namelijk het globale evenwicht herstellen en het terugdringen van belastingarbitrage.
In het commentaar is een aantal alternatieven aangedragen om het globale evenwicht te bereiken zonder de bijwerkingen die kleven aan het initiatiefwetsvoorstel.
Bron: NOB
Informatiesoort: Nieuws