Het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat Nederland in strijd handelt met het EU-recht door voorwaarden te stellen en belasting te heffen bij de internationale waardeoverdracht van pensioenkapitaal. Wat is de impact van deze uitspraak? 

In een tweetal arresten (ECLI:EU:C:2023:875 en ECLI:EU:C:2023:878) heeft het Europese Hof van Justitie een uitspraak gedaan over internationale waardeoverdracht bij pensioenen. Het betrof hier werknemers die in Nederland pensioen hadden opgebouwd en gingen deelnemen in een buitenlandse pensioenregeling. Deze werknemers wensten vervolgens hun in Nederland opgebouwde pensioen over te dragen naar de buitenlandse pensioenregeling.

Aan deze internationale waardeoverdracht stelt de Nederlandse fiscus een aantal voorwaarden. Deze zijn terug te vinden in bijlage IV van het Besluit van 9 oktober 2015, DGB 2015/7010M, Stcrt. 27 oktober 2015, nr. 36798. Eén van die voorwaarden is dat bij waardoverdracht naar het buitenland geen ruimere afkoopmogelijkheden in het buitenland mogen bestaan dan in Nederland. Zijn die er wel, dan heft Nederland op het moment van internationale waardeoverdracht alsof het pensioenkapitaal wordt afgekocht op grond van art 19b, lid 2 Wet LB 1964. In Hof van Justitie EU, ECLI:EU:C:2023:875 ging het specifiek over deze voorwaarde.

Als rechtvaardigingsgrond voert Nederland het volgende aan:

  • De werknemer heeft de mogelijkheid om met de buitenlandse pensioenuitvoerder aanvullende afspraken te maken zodat de afkoopmogelijkheden beperkt worden.
  • Het afkoopverbod dient een sociaal doel, namelijk zorgen voor een levenslang pensioen.
  • Pensioen mag in Nederland onbelast wordt opgebouwd. Het zou in strijd zijn met de noodzaak om overheidsuitgaven verantwoord te beheersen als het dan in één keer kan worden uitgekeerd.

De uitspraak van Hof van Justitie EU, ECLI:EU:C:2023:878 zag op de voorwaarde dat de buitenlandse pensioenuitvoerder aansprakelijkheid moet aanvaarden voor de Nederlandse belastingschuld die ontstaat als het pensioen in het andere land in strijd met de Nederlandse regelgeving wordt afgehandeld. In plaats daarvan kan de werknemer hiervoor een zekerheidstelling geven.

Volgens Nederland is het doel van de Nederlandse fiscale faciliteit voor pensioenopbouw dat de werknemer een levenslange pensioenuitkering ontvangt. Het is niet de bedoeling dat internationaal actieve werknemers na de overdracht van de waarde van hun pensioenaanspraken uiteindelijk naar een derde land emigreren en de pensioenaanspraken daar afkopen. De aansprakelijkheidsstelling dient als invorderingsinstrument om onbedoeld gebruik van de fiscale faciliteit voor pensioenopbouw tegen te gaan.

In beide procedures oordeelt het Europese hof dat de Nederlandse wet- en regelgeving verder gaat dan nodig is om de gestelde doelen te bereiken. Daarmee handelt Nederland in strijd met het EU-recht. Tevens oordeelt het hof dat in beide zaken sprake is van strijd met het vrije verkeer van werknemers (art. 45 VWEU), omdat het internationaal actieve werknemers harder kan treffen dan niet-internationaal actieve werknemers. Dit betekent dat deze twee specifieke voorwaarden niet langer gesteld zullen worden voor een internationale individuele waardeoverdracht van pensioenen.

Impact van deze uitspraken

De uitspraken hebben alleen gevolgen voor:

  • internationale individuele waardeoverdrachten van pensioenen van werknemers die een nieuwe dienstbetrekking aanvaarden in EU/EER/Zwitserland;
  • pensioen gaan opbouwen in de nieuwe dienstbetrekking; en
  • het in Nederland opgebouwde pensioen willen overdragen naar de bij die dienstbetrekking
    behorende buitenlandse pensioenregeling bij een binnen de EU/EER/Zwitserland gevestigd
    pensioenlichaam (geen eigen beheerlichaam).

Voor deze groep werknemers heeft het hof bepaald dat Nederland bij een internationale individuele waardeoverdracht van pensioenen niet langer de voorwaarden mag stellen:

  • dat de afkoopmogelijkheden in het andere land niet ruimer mogen zijn dan de afkoopmogelijkheden op grond van de Pensioenwet en het verbinden van fiscale consequenties aan het niet naleven van deze voorwaarde; en
  • dat de buitenlandse ontvangende pensioenuitvoerder een overeenkomst dient te sluiten met de Belastingdienst waarin de buitenlandse pensioenuitvoerder aansprakelijkheid aanvaardt voor de door de gerechtigde werknemer verschuldigde belasting en revisierente ter zake van belastbare feiten met betrekking tot het overgedragen pensioen dan wel dat de werknemer zekerheid stelt.

De andere voorwaarden die gelden voor internationale waardeoverdracht van pensioen zoals genoemd in bijlage IV van het Besluit van 9 oktober 2015 blijven overigens nog steeds van kracht. Zo moet de inspecteur van de Belastingdienst nog steeds een akkoordverklaring afgeven voor de internationale waardeoverdracht, er moet sprake zijn van een substantiële dienstbetrekking in het buitenland en een in het betreffende land gebruikelijke pensioenregeling bij de nieuwe werkgever.

Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft naar aanleiding van deze arresten een brief gestuurd aan de Tweede Kamer waarin hij ingaat op inhoud, impact en opvolging van de arresten. In deze brief geeft hij aan dat de arresten directe werking hebben vanaf 16 november 2023. Van Rij geeft aan dat naar aanleiding van de arresten een aantal bepalingen uit de Pensioenwet en fiscale regelgeving moeten worden aangepast. Deze aanpassingen zullen in een komend, nog nader te bepalen (wetgevingen-)traject meelopen.

Belang voor de praktijk

Het feit dat het voor werknemers eenvoudiger wordt om binnen de EU/EER/Zwitserland een internationale waardeoverdracht te realiseren, betekent niet dat een eenmaal overgedragen pensioen zonder fiscale consequenties kan worden afgekocht. De arresten hebben namelijk geen invloed op de wijze waarop de Nederlandse fiscus mag heffen over de pensioenen. Als in het belastingverdrag de heffing over de afkoop van pensioenen aan Nederland is toegewezen dan blijft dit het geval.

Ook blijft de het voor Nederland nog steeds mogelijk om een conserverende aanslag op te leggen bij een internationale waardeoverdracht van pensioenen. De Belastingdienst doet dan alsof het pensioen wordt afgekocht op het moment van emigratie. De fiscale claim die hierdoor ontstaat, wordt geparkeerd in een zogenaamde 'conserverende aanslag'. Deze conserverende aanslag wordt ingevorderd op het moment dat binnen 10 jaar na migratie een handeling plaatsvindt die in strijd is met de Nederlandse wetgeving.

Zoals hierboven gezegd zullen verzoeken tot internationale waardeoverdracht nog steeds moeten worden voorgelegd aan de inspecteur van de Belastingdienst. De staatssecretaris heeft aangegeven dat bij deze beoordeling de arresten van 16 november 2023 zullen worden gerespecteerd.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Pensioenen

Focus: Focus

2096

Gerelateerde artikelen