Een aansprakelijkgestelde heeft volgens de Invorderingswet 1990 recht op inzage in alle gegevens met betrekking tot de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld, voor zover deze gegevens voor het maken van bezwaar of het instellen van beroep van belang kunnen zijn (artikel 49, lid 6, Invorderingswet 1990). En hoewel ook het beleid van de Ontvanger daarop is gericht, blijkt de praktijk weerbarstig.
Eén van de hiervoor bedoelde stukken zijn de aanslagen waarvoor aansprakelijk is gesteld. Toch komt het te vaak voor dat deze aanslagen ontbreken in het dossier van de Ontvanger. Dit gebrek is al meermaals bij de Staatssecretaris onder de aandacht gebracht. Toch meent de Staatssecretaris dat een fysieke kopie van het aanslagbiljet niet nodig is. De gegevens van het aanslagbiljet zijn digitaal beschikbaar en volgens de staatssecretaris kan daarmee een volledig inzicht worden gegeven in de gegevens van het originele aanslagbiljet.
 
De digitale gegevens zijn echter onvoldoende om effectief bezwaar te kunnen maken. Over de bekendmaking zegt dit bijvoorbeeld helemaal niets.
 
Met het enkel verstrekken van digitale gegevens levert de Ontvanger geen bewijs van de juiste formalisering van de aanslagen (vaststelling en bekendmaking). Volgens Hof 's-Hertogenbosch is een schermprint met de elementen van een aanslag namelijk niets meer dan een schriftelijke weergave van hetgeen op het moment van het vervaardigen van die print in elektronische vorm in een computersysteem van de Belastingdienst is opgeslagen. Bovendien is die informatie in beginsel uitsluitend bedoeld voor intern gebruik door de Belastingdienst en is derhalve niet aan te merken als aanslagbiljet dat bestemd is om aan de belastingplichtige te worden toegezonden of uitgereikt. Niet kan worden gecontroleerd of de digitale gegevens overeenkomen met de originele aanslag.
 
Als Ontvangers stelselmatig en welbewust geen kopie verstrekken van de aanslagen waarvoor aansprakelijk is gesteld, kan dat volgens Hertoghs niet zonder gevolgen blijven.
 
Betoogd zou kunnen worden dat bij gebrek aan originele gegevens de beschikking aansprakelijkstelling geen stand kan houden. Ook kan worden gedacht aan een boven forfaitaire, integrale proceskostenvergoeding voor het niet ter beschikking stellen van de op de zaak betrekking hebbende stukken of het buiten beschouwing laten van bepaalde argumenten van de Inspecteur. Immers op grond van artikel 8:31 Awb kan een rechter, indien een partij niet voldoet aan de verplichting stukken over te leggen daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen. Dat zien we recent terug in BPM zaken waarin de Inspecteur stelselmatig weigert verweerschriften in te dienen, bijvoorbeeld in de uitspraken van Hof 's-Hertogenbosch van 17 maart 2017 en van Rechtbank Gelderland van 28 oktober 2016.
 
Een ander aspect dat in een aansprakelijkheidsprocedure vaak tot discussie leidt, zijn de stukken die ten grondslag liggen aan de onderliggende aanslagen. Daarvan getuigen ook de recente procedures bij de Hoge Raad van 2 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2722 en ECLI:NL:HR:2016:2724). In hoger beroep haalde het Hof in die zaak nog eens duidelijk aan dat in een aansprakelijkheidsprocedure de op de zaak betrekking hebbende stukken niet alleen de aansprakelijkstelling betreffen, maar ook de stukken die de Inspecteur ter beschikking hebben gestaan bij het opleggen van (in dit geval) de naheffingsaanslagen en het daaraan ten grondslag liggende boekenonderzoek. Vervolgens concludeerde het Hof dat de Ontvanger niet aan zijn informatieverstrekkingsplicht had voldaan nu het tot zijn beschikking staande FIOD-dossier niet was overgelegd. Maar het Hof verbond daaraan geen gevolgen omdat het van mening was dat de aanslag niet meer betwist kon worden. De Hoge Raad casseerde – naar onze mening terecht – omdat een aansprakelijk gestelde moet worden toegelaten tot het betwisten van de onderliggende aanslagen (art. 49, lid 7, IW 1990) wanneer daarover in rechte nog niet is beslist. Dat geldt ook als de aanslag na een procedure van de belastingplichtige onherroepelijk is geworden, maar de aansprakelijk gestelde nieuwe feiten of gronden aanvoert.
 
Het is in bezwaar- en beroepsprocedures tegen een aansprakelijkstelling dan ook van groot belang om een compleet dossier te verlangen.   
 
Welke stukken tot de inhoud van het aansprakelijkheidsdossier behoren verschilt per zaak. Maar wanneer naheffings-/navorderingsaanslagen het gevolg zijn van een controle, biedt het Handboek Controle van de Belastingdienst, zoals dat op 16 maart 2017 naar aanleiding van een Wob-verzoek bekend is gemaakt, handvatten. Daarin worden de richtlijnen van een controle uiteengezet. Deze richtlijnen betreffen gedragsregels voor de controlerend ambtenaren, uitgangspunten van de (diverse) controle(s) en controletechnieken en de eisen waaraan controledossiers minimaal moeten voldoen. Aan de ene kant zijn dat abstracte eisen. Zoals dat controledossiers digitaal, eenduidig, toegankelijk moeten zijn en aan moeten sluiten op de structuur van het controleproces. Maar er staan ook concrete eisen in. Enkele daarvan viel Hertoghs op, omdat Hertoghs die meestal niet in een controledossier terugvinden, bijvoorbeeld de controleopdracht en welke controleprogramma's zijn gebruikt. Maar belangrijker nog is dat de uitgebreide richtlijnen uit het handboek weer eens benadrukken dat een controleambtenaar zeer zorgvuldig te werk moet gaan bij een controle en dat die zorgvuldigheid voor de burger te controleren moet zijn aan de hand van een eveneens zorgvuldig samengesteld controledossier. Voor zowel belastingplichtigen als aansprakelijk gestelden kan het nuttig zijn dit handboek bij bezwaar of beroep te raadplegen. Van belang is aldus dat toegang wordt verschaft in een compleet dossier, ook in aansprakelijkheidsprocedures.
 
 

Bron: Hertoghs advocaten

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

0

Gerelateerde artikelen