De zelfstandigenaftrek beleeft dit jaar zijn 50-jarig jubileum. In het Weekblad Fiscaal Recht beschrijft Leo Stevens op een columneske manier het historische kronkelpad van deze aftrekpost voor IB-ondernemers. Het eindigt in een zompig moeras van misleiding en bedrog. Met de zelfstandigenaftrek als voorbeeld laat de emeritus-hoogleraar fiscale economie de complicerende en contraproductieve werking zien van het politiek pragmatisme op de systematiek van het fiscale stelsel.
Historisch kronkelpad
De zelfstandigenaftrek startte in het jaar 1971 als stimuleringsimpuls: een winstaftrek voor investerende ‘kleine’ ondernemers. Al een jaar later werd het investeringsvereiste losgelaten en kregen alle zelfstandigen een aftrek van minimaal 300 gulden. Na een kortstondige overplanting naar de in 1973 gelanceerde fiscale oudedagsreserve, afgekort de FOR, werd in 1975 de expliciet als ‘tijdelijk’ aangemerkte zelfstandigenaftrek ingevoerd.
Die tijdelijkheid is relatief gebleken. In 1983 werden de contouren vastgelegd van de huidige zelfstandigenaftrek met ingebouwd urencriterium en een jaar later voorzien van een extraatje voor starters. Met de komst van de Wet IB 2001 is de zelfstandigenaftrek een onderdeel van de ondernemersaftrek. Van rust is echter geen sprake.
Te grote zuigkracht
“Dat de zelfstandigenaftrek — mede in samenhang met andere ondernemersfaciliteiten zoals de MKB-winstvrijstelling — aan het fiscale ondernemerschap een ongewenst grote zuigkracht zou geven, kon geen verrassing zijn,” schrijft Stevens in het WFR.
Na jarenlange politieke koestering en vertroeteling van de steeds sterker groeiende flexibele schil, voelden ook de beleidsmakers nattigheid. Het maatschappelijke weerstandsvermogen werd met de onstuimige groei van het aantal zzp’ers vervaarlijk uitgehold, zo meldt Stevens, en dus werd per 2010 een eerste versobering doorgevoerd. De zelfstandigenaftrek wordt – behalve voor starters – sindsdien beperkt tot het bedrag van de winst. Het niet-benutbare surplus schuift door naar een van de negen volgende jaren.
De verrekeningsmogelijkheid van de onbenutte zelfstandigenaftrek kan verdampen als de zelfstandige onvoldoende winst behaalt, de belastingplicht ophoudt te bestaan, het ondernemerschap eindigt of niet langer aan het urencriterium wordt voldaan. “Per saldo resulteert deze separate verliesverrekening echter in een zinloze administratieve rompslomp die bovendien schrijnende rechtstekorten kan oproepen,” aldus Stevens.
Van winstafhankelijk naar vast
De omzetting van de winstafhankelijke zelfstandigenaftrek in een vast bedrag van € 7.280 in 2012, vindt Stevens veel eenvoudiger en logischer. “Helaas,” zo constateert hij, “werd van de daarmee behaalde budgettaire opbrengst niets besteed om zelfstandigen behulpzaam te zijn bij het opbouwen van een sociaal vangnet.”
Pijnlijk
Ook het vaste bedrag van € 7.280 is relatief gebleken. De in 2020 ingezette stapsgewijze verlaging van de zelfstandigenaftrek is sinds dit jaar versneld. Met een verscherpt afbouwschema komt de zelfstandigenaftrek in 2036 uit op € 3.240. Stevens vindt het pijnlijk dat net op het moment dat zzp’ers door de coronaproblemen voluit met hun kwetsbaarheid worden geconfronteerd, zij dit versnelde afbouwschema voor de kiezen krijgen.
“Als klap op de vuurpijl holt het in 2020 ingevoerde ‘tweetarievensysteem’ de zelfstandigenaftrek verder uit door die te onderwerpen aan een aftoppingsproces.” Met het aftoppingsproces doelt Stevens op de beperking van het belastingvoordeel van grillig bij elkaar gesprokkelde ‘grondslagverminderende posten’. In 2020 is hierdoor de zelfstandigenaftrek nog slechts aftrekbaar tegen het maximale tarief van 46%. In 2021 daalt dit tarief naar 43%.
Zompig moeras
En zo eindigt volgens Stevens het kronkelpad van de zelfstandigenaftrek in een zompig moeras van misleiding en bedrog. “De schijn van goud blijkt klatergoud. Doorsnee ondernemers hebben thans een belastingadviseur nodig om de vereiste aangifte te doen, laat staan dat zij het beoogde stimuleringseffect begrijpen en bewust hun ondernemersgedrag daarop afstemmen.”
“Daar doe je het voor”
Stevens eindigt zijn artikel in het WFR met een boodschap voor de nieuwe generatie fiscale studenten: “Dit soort bizarre regelingen te moeten behandelen in een studieboek voor intelligente studenten die onmiddellijk zien dat alles veel eenvoudiger en effectiever kan, lijkt geen glorieuze bezigheid. Maar het is toch nuttig, want het voedt hun gretigheid om te bewijzen dat zij er wel in slagen een eerlijke, effectieve, efficiënte en eenvoudige belastingheffing tot stand te brengen. En daar doe je het voor.”
------------------------------------------
Lees het hele commentaar in Weekblad Fiscaal Recht WFR 2021/57
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws, Navigatornieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel