Een man bezit een huis dat bestaat uit vier appartementen. Eén appartement staat hem als hoofdverblijf ter beschikking; de andere drie verhuurt hij. Bij de aangifte brengt hij de volledige hypotheekrente in aftrek. Hof Den Bosch oordeelt dat slechts een kwart daarvan aftrekbaar is.

De zaak verloopt als volgt. Een man heeft de Kroatische nationaliteit. In 2012 werkt hij in Nederland in loondienst voor een Duitse werkgever. De man beschikt over woonruimte in Duitsland en staat daar ook ingeschreven. De man is gehuwd. Zijn echtgenote woont in 2012 in zijn huis in Kroatië. Dat huis heeft de man in eigendom en bestaat uit vier appartementen, waarvan er twee volgens de Kroatische Belastingdienst worden verhuurd. Zijn zoon bewoont het derde appartement.

De man heeft bij zijn aangifte inkomstenbelasting gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige en brengt de hypotheekrente op het hele huis is aftrek. De inspecteur honoreert de aftrek slechts voor een kwart. Zowel rechtbank als hof stellen de inspecteur in het gelijk.

Belang voor de praktijk

Deze uitspraak lijkt op het eerste gezicht niet echt bijzonder. Het spreekt toch voor zich dat alleen het appartement dat hij bewoont een eigen woning is? Bij nadere beschouwing rijst een aantal vragen.

Hoe kan een appartement in Kroatië voor de Nederlandse Belastingdienst als eigen woning kwalificeren terwijl de man in Duitsland woont? Het blijkt dat de man bij zijn aangifte inkomstenbelasting heeft gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. Dat kon in 2012 op grond van de keuzeregeling voor buitenlands belastingplichtigen. Inmiddels is die regeling vervangen door de regeling van kwalificerende buitenlandse belastingplicht. Maar dan zijn we er nog niet.

De definitie van eigen woning is opgenomen in artikel 3.111 Wet IB 2001. Onderdeel van de definitie is dat de woning de belastingplichtige of personen die tot zijn huishouden behoren alshoofdverblijf ter beschikking staat. Voor de man lijkt daar geen sprake van te zijn. Hij woont immers in Duitsland.

Het begrip 'hoofdverblijf' is echter niet gedefinieerd in de Wet IB 2001. Gelet op de wetsgeschiedenis is dit begrip synoniem aan het begrip 'centrale levensplaats'. Wat iemands centrale levensplaats is, moet naar de omstandigheden worden beoordeeld, analoog aan artikel 4 van de AWR. Het feit dat iemand tijdelijk op een ander adres woont, heeft dus niet altijd tot gevolg dat er dan geen sprake meer is van een eigen woning. Kennelijk is het hoofdverblijf van deze man diens woning in Kroatië, ondanks dat hij op een Duits adres is ingeschreven.

Bron: Fiscaal Juridisch Advies Bureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

2

Gerelateerde artikelen