Waar kan het fout gaan wanneer ex-partners bij een eigen woning geen afspraken maken over het fiscaal partnerschap na scheiding ? Een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland maakt dit duidelijk.
De zaak (8 november 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:9704) verloopt als volgt. Een man en een vrouw hebben samen een woning. Ieder van hen heeft een eigendomsaandeel van 50%.
In 2018 gaan zij uit elkaar. In augustus 2018 verlaat de man de woning. De vrouw verhuist in november 2018. De vrouw betaalt in 2018 alle hypotheekrente. Man en vrouw hebben in hun aangifte niet verzocht om voor geheel 2018 als fiscaal partner te worden aangemerkt. Die mogelijkheid bestaat wel (art. 2.17 lid 7 Wet IB 2001). Door hier wel voor te kiezen kunnen de ex-partners voor 2018 nog de gezamenlijke inkomsten – waaronder de (negatieve) inkomsten uit eigen woning – verdelen in iedere verhouding die zij wensen.
Nadat de aanslag over 2018 is opgelegd, verzoekt de vrouw om ambtshalve vermindering. Met het verzoek wil zij bereiken dat zij samen met haar ex-partner alsnog als fiscaal partner voor heel 2018 wordt aangemerkt. Daardoor kan zij alsnog alle hypotheekrente aftrekken. Maar de inspecteur wijst het verzoek af. De vrouw is te laat. De ex-partners hadden dit verzoek bij de aangifte moeten doen. Nu zij dat niet gedaan hebben, valt dit verzuim niet te herstellen met een beroep op ambtshalve vermindering.
De inspecteur krijgt op dit punt gelijk van de rechtbank. De vrouw kan de voor de man betaalde rente ook niet aftrekken als partneralimentatie. Er is immers helemaal geen alimentatie-afspraak gemaakt tussen de beide ex-partners. De man kan de voor hem betaalde rente ook niet aftrekken; de rentelast ‘drukt’ immers niet op zijn inkomen/vermogen en dat is voor fiscale aftrek wel vereist (art. 3.110 Wet IB 2001).
Belang voor de praktijk
Fiscaalrechtelijk bevat deze uitspraak niets nieuws. Maar het bevestigt maar wel weer eens dat partners die uit elkaar gaan er verstandig aan doen goede afspraken te maken. Hier hebben ze dat nagelaten. Het enige wat de rechtbank de vrouw nog kan meegeven is dat zij een vordering heeft op de man voor de door haar voor hem betaalde rente. Of die vordering ook te innen is, is nog maar de vraag. We weten niet of de beide ex-partners nog op goede voet met elkaar staan.
Wat hadden deze ex-partners met elkaar kunnen afspreken?
- Ieder betaalt zijn aandeel van de verschuldigde hypotheekrente. Dan is er bij beide ex-partners ook hypotheekrenteaftrek tot het betaalde bedrag.
- Een van beide ex-partners betaalt alle rente. Daarnaast wordt een alimentatieafspraak gemaakt. Die afspraak zou bijvoorbeeld kunnen inhouden dat de ex-partner die alle rente betaalt tot het bedrag dat deze aan rente voor de lening van de ander betaalt, alimentatie verschuldigd is aan deze andere ex-partner. De betalende ex-partner heeft dan voor de helft hypotheekrenteaftrek en voor de andere helft een persoonsgebonden aftrekpost (alimentatie). De niet-betalende ex-partner heeft in zijn aangifte enerzijds recht op hypotheekrenteaftrek voor zijn helft van de hypotheekrente, anderzijds een bijtelling (inkomen) vanwege ontvangen alimentatie. Door verrekening van hypotheekrente met alimentatie vindt er tussen beide ex-partners geen geldstroom plaats.
- De ex-partners doen in het jaar van uit elkaar gaan een beroep op art. 2.17 lid 7 Wet IB 2001. De inkomsten uit eigen woning zijn daardoor voor geheel 2018 gemeenschappelijk. Daardoor kan nu het volledige (negatieve) inkomen uit de eigen woning aan de vrouw worden toebedeeld.
De Belastingdienst heeft een brochure gepubliceerd waarin een aantal fiscale aandachtspunten over het echtscheidingsconvenant en de eigen woning is opgenomen. Onder andere de volgende onderwerpen komen aan bod:
- Apart of samen aangifte inkomstenbelasting doen – wat heeft de voorkeur?
- Hoe zit het met de eigenwoningrente?
- Kan verstrekt en ontvangen woongenot opgevat worden als partneralimentatie?
Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden