X en haar ex-partner hebben een woning waarvan zij beiden voor 50% eigenaar zijn. Feitelijk woont de ex-partner tot augustus 2018 in de woning. X verhuist in november 2018. Nadat de aanslag IB/PVV 2018 is opgelegd, verzoekt X om ambtshalve vermindering. Het verzoek ziet onder meer op het aanmerken van X en de ex-partner als fiscaal partners voor geheel 2018. Daardoor kan X de hypotheekrenteaftrek volledig aftrekken. De inspecteur wijst het verzoek af. In geschil is onder andere of X en de ex-partner heel 2018 kunnen worden aangemerkt als fiscaal partners.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat eiseres en de ex-partner niet heel 2018 als fiscaal partner kunnen worden aangemerkt. Het beroep op art. 2.17 zevende lid Wet IB 2001 faalt nu X en de ex-partner bij de aangifte niet hebben gekozen voor fiscaal partnerschap voor geheel 2018. De belastbare inkomsten uit eigen woning zijn dan niet aan te merken als gemeenschappelijke inkomensbestanddelen. X kan 50% van de betaalde (hypotheek)rente aftrekken. Nu X en haar ex-partner geen alimentatie-/onderhoudsverplichting zijn overeengekomen, is de rente ook niet aftrekbaar als partneralimentatie.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.112
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17