Een vrouw verkoopt haar woning aan een stichting en huurt deze vervolgens van de stichting. Volgens de Hoge Raad valt de woning nog steeds in box 1.

De zaak (28 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1559) verloopt als volgt. Een vrouw verkoopt in 2013 haar eigen woning aan een stichting en huurt de woning vervolgens voor
€ 1.000 per maand van deze stichting. De woning wordt vanaf juni 2014 deels ook aan derden verhuurd. Begin mei 2016 verhuist de vrouw. In 2018 overlijdt zij. De broer van de vrouw is voorzitter en secretaris van de stichting. In geschil is of de woning voor de vrouw een woning in box 1 is (standpunt inspecteur) of een woning in box 3 (standpunt erfgenamen van de vrouw).

De Hoge Raad volgt het standpunt van de inspecteur. De woning valt daarmee in box 1. De stichting is aan te merken als afgezonderd particulier vermogen (APV). Dit betekent fiscaalrechtelijk dat door de stichting heen wordt gekeken, alsof deze niet bestaat. Dit volgt uit art. 2.14a Wet IB 2001. Hierdoor is de woning een eigen woning gebleven, aldus de Hoge Raad. De erfgenamen waren er vanuit gegaan dat de fiscale transparantie leidt tot een box 3-behandeling, omdat de vrouw juridisch geen eigenaar meer is. Die vlieger gaat niet op.

Belang voor de praktijk

De woning is voor de vrouw een eigen woning gebleven. Dit betekent enerzijds dat er een eigenwoningforfait in aanmerking moet worden genomen. Anderzijds betekent het ook dat de behaalde verhuurinkomsten voor 70% belast zijn (art. 3.113 Wet IB 2001). De vrouw had gedacht dat door de box 3-behandeling de verhuurinkomsten naar het werkelijke bedrag onbelast zouden blijven. Die gedachte is dus onjuist.

Een APV is voor de inkomstenbelastingheffing dus transparant. Maar wanneer is er nu sprake van een APV? In art. 2.14a Wet IB 2001 is dit gedefinieerd:

"een afgezonderd vermogen waarmee meer dan bijkomstig een particulier belang wordt beoogd, tenzij tegenover de afzondering van dit vermogen:
a. een uitreiking van aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten, bewijzen van deelgerechtigdheid of daarmee vergelijkbare rechten heeft plaatsgevonden, of
b. een economische deelgerechtigdheid is ontstaan."

Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

55

Gerelateerde artikelen