Op 1 augustus 2018 is Protocol nr. 16 bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in werking getreden voor de eerste tien landen. Daarmee ontstaat in die landen de mogelijkheid voor hoogste nationale rechters om principiële vragen over de interpretatie en toepassing van het EVRM voor te leggen aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Het protocol is in werking getreden voor de volgende tien landen: Albanië, Armenië, Estland, Finland, Frankrijk, Georgië, Litouwen, San Marino, Slovenië en Oekraïne. Deze landen hebben het protocol ondertekend en geratificeerd. De volgende landen hebben het protocol ondertekend maar nog niet geratificeerd: Andorra, Bosnië en Herzegovina, Griekenland, Italië, Moldavië, Nederland, Noorwegen, Roemenië, Slowakije en Turkije.
In Nederland heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel met de goedkeuring van Protocol nr. 16 bij het EVRM (34 235) op 16 mei 2017 aangenomen. De Eerste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 22 juni 2018 het nader voorlopig verslag uitgebracht en wacht op de nadere memorie van antwoord.
In Nederland is het de bedoeling dat de Hoge Raad der Nederlanden, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba de bevoegdheid krijgen het Hof te verzoeken om een advies over principiële (rechts)vragen over de interpretatie of toepassing van de rechten en vrijheden neergelegd in het Verdrag of de daartoe behorende Protocollen.
Bron: ECHR
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Europees belastingrecht