De Belastingdienst neemt het standpunt in dat bemiddelingskosten bij het afsluiten van een direct ingaande lijfrente aftrekbaar zijn voor de heffing van inkomstenbelasting. Dit kennisgroepstandpunt roept meer vragen op dan dat het antwoorden geeft, zo constateert de afdeling Legal en Tax van Nationale Nederlanden.

De Belastingdienst heeft een nogal opmerkelijk standpunt (8 juni 2023, KG:070:2023:7) ingenomen over de fiscale aftrekbaarheid van de bemiddelingskosten bij een direct ingaande lijfrente.

In dit standpunt schetst de Belastingdienst de situatie van een belastingplichtige die door de lijfrente-uitvoerder van zijn keuze naar een deskundige wordt gestuurd, omdat deze verzekeraar geen online kennis- en ervaringstoets (KET) aanbiedt. Met andere woorden: de verzekeraar biedt zijn lijfrenteproduct niet ‘execution only’ aan, maar alleen door tussenkomst van een adviseur/bemiddelaar. De kosten daarvan zijn volgens de Belastingdienst fiscaal aftrekbaar voor de inkomstenbelastingheffing als kosten ter verwerving van uitkeringen uit inkomensvoorzieningen. Deze aftrekbaarheid zou volgen uit art. 3.108 Wet IB 2001.

De fiscale aftrek uit hoofde van deze bepaling valt buiten de begrenzingen van de jaarruimte/ reserveringsruimte. Ook zonder jaarruimte/reserveringsruimte is de nota dus fiscaal aftrekbaar.

Belang voor de praktijk

Zoals gezegd is dit een hoogst opmerkelijk standpunt van de Belastingdienst. In de jaren 2002 tot en met 2012 kenden we art. 1.7b Wet IB 2001. Op grond van deze bepaling werd met de premie voor een lijfrenteverzekering gelijkgesteld de nota van de assurantietussenpersoon voor het afsluiten of verlengen van de lijfrenteverzekering of het incasseren van premies. De nota was daarmee fiscaal aftrekbaar binnen de jaarruimte/reserveringsruimte.

Met de komst van het provisieverbod voor de financiële dienstverlening per 1 januari 2013 is art. 1.7b Wet IB 2001 vervallen. De volstrekt duidelijke bedoeling van de wetgever hierbij: de nota voor advisering/bemiddeling bij lijfrenten is niet langer aftrekbaar voor de inkomstenbelastingheffing. Zie daarvoor ook de Tweede Nota van Wijziging bij het Belastingplan 2013, p. 10, 11 en 16. De kennisgroep fundeert de fiscale aftrekbaarheid nu echter op art. 3.108 Wet IB 2001. Die uitleg is nooit eerder aan deze bepaling gegeven.

De vraag is hoe ruim of beperkt dit standpunt nu gelezen moet worden:

  • Is de nota alleen fiscaal aftrekbaar voor het deel van de nota dat ziet op de KET? Dat lijkt erg onwaarschijnlijk.
  • Zijn de kosten alleen aftrekbaar als een uitvoerder géén ‘execution only’ aanbiedt? Ook dat lijkt een nogal onwaarschijnlijk criterium.
  • Geldt het standpunt alleen voor direct ingaande lijfrenten of ook voor opbouwende lijfrenten? Met de uitleg van de Belastingdienst lijkt de fiscale aftrekbaarheid zich te beperken tot direct ingaande lijfrenten.

Kortom, dit antwoord roept meer vragen op dan het aan antwoorden geeft. De hoop is dat de Belastingdienst snel met meer duidelijkheid komt.

Lees ook het thema Lijfrenten.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

226

Gerelateerde artikelen