Een promotiestudent kan door zijn studentstatus geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Een werknemer-promovendus heeft onder voorwaarden wel recht op de kinderopvangtoeslag, omdat sprake is van belastbaar loon in de zin van de Wet IB 2001. Dit geldt ook voor de promotiestudent en de beurspromovendus met een fictieve dienstbetrekking. Dat blijkt uit antwoorden op Tweede Kamervragen over de positie van promovendi.

Minister Van Engelshoven (OCW) erkent dat er onduidelijkheid bestaat over de rechtspositie van beurspromovendi en promotiestudenten. De feitelijke invulling van de relatie van de promotiestudent en beurspromovendus met de universiteit bepaalt hun fiscale behandeling. Door de feitelijke situatie is niet in het algemeen aan te geven hoe de inkomsten van promovendi fiscaal worden behandeld. Dat er ook zonder arbeidsovereenkomst of aanstelling sprake kan zijn van een dienstverband of een zogenoemde fictieve dienstbetrekking, kan in de praktijk leiden tot onduidelijkheid over de fiscale behandeling van de inkomsten en het recht op kinderopvangtoeslag.

De minister geeft aan dat de Belastingdienst de feitelijke invulling vooraf kan beoordelen, zodat duidelijkheid kan worden verkregen over de fiscale behandeling. Doet zich een (fictieve) dienstbetrekking voor of kunnen de inkomsten van de promovendus belast worden als resultaat uit overige werkzaamheden, dan is sprake van het verrichten van tegenwoordige arbeid waaruit inkomen uit werk en woning (Wet IB 2001) wordt genoten en bestaat dus recht op kinderopvangtoeslag.

Extra online-informatie

De Belastingdienst gaat extra informatie over het recht op kinderopvangtoeslag voor (beurs)promovendi toevoegen op de Toeslagen-website. De minister verwacht dat dit binnen een maand online staat.

Bron: Avanzer Nieuws

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Toeslagen en zorgverzekeringswet

24

Gerelateerde artikelen