Tijdens de bijeenkomst op dinsdag 5 november 2024 streeft de Ecofinraad naar een politiek akkoord over het richtlijnvoorstel BTW in het digitale tijdperk (VAT in the Digital Age/ViDA). Tijdens de vorige Ecofinraad waar ViDA op de agenda stond, in juni 2024, is geen overeenstemming bereikt over het voorstel. Een EU-lidstaat was tegen de voorgestelde verplichte platformfictie.
De Europese Commissie heeft het richtlijnvoorstel voor DAC9 aangenomen. DAC9 wijzigt de administratieve bijstandsrichtlijn op het gebied van belastingen (Richtlijn 2011/16/EU – DAC). DAC9 beoogt het makkelijker te maken voor entiteiten om aan de aangifteverplichtingen op basis van de Pijler 2-richtlijn te voldoen.
Advocaat-generaal Wattel meent dat de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM niet in strijd is met het discriminatieverbod, maar merkt wel op dat er strijd met het evenredigheids- en gelijkheidsbeginsel kan ontstaan wanneer als een NCNP-gemachtigde niet de eisende maar de verwerende partij optreedt.
Het Ministerie van Financiën is een internetconsultatie gestart over de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling cryptoactiva (DAC8). De internetconsultatie betreft de implementatie van de Europese DAC8-richtlijn van 17 oktober 2023 (Richtlijn (EU) 2023/2226) in de Nederlandse wet. De Europese DAC8-richtlijn is de zevende wijziging van de DAC-richtlijn en dient op 1 januari 2026 in werking te treden.
Het door de Tweede Kamer aangenomen amendement met een acceptatieplicht voor contant geld (V-N 2024/44.22) is vanwege een aantal uitwerkingskwesties voor advies voorgelegd aan de Europese Centrale Bank (ECB). Ook is begonnen met de voorbereidingen voor een uitvoeringsbesluit, zodat de voorgestelde acceptatieplicht zo spoedig mogelijk in werking kan treden. Dat schrijft de Minister Heijnen van Financiën aan de Tweede Kamer.
Hof Den Haag oordeelt dat de lagere rechters verplicht zijn om het nationale recht in situaties waarin het EU-recht van toepassing zoveel mogelijk in overeenstemming met het EU-recht uit te leggen en de beginselen daarvan te respecteren.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat, nu tegen de beslissing geen hoger beroep meer mogelijk is, de Sloveense rechter een verzoek van een partij om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU inhoudelijk moet beoordelen. De rechter moet, bij afwijzing van het verzoek, motiveren waarom hij geen verzoek heeft ingediend tot het stellen van een prejudiciële vraag.