Het op 2 februari 2016 door de Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) zal de huidige Verklaring arbeidsrelatie (VAR) vervangen. De Wet DBA voorziet in een vrijwaring voor de inhouding van loonheffingen van opdrachtgevers op de beloning aan opdrachtnemers. De vrijwaring geldt alleen als de overeenkomst met de opdrachtnemer aan de Belastingdienst is voorgelegd, of als gebruik is gemaakt van de modelovereenkomsten die op de website van de Belastingdienst zijn geplaatst. Door gebruik te maken van de modelovereenkomsten hebben opdrachtgever en opdrachtnemer de zekerheid dat er geen inhoudingsplicht voor de loonheffingen bestaat. De vrijwaring geldt alleen en voor zolang ook feitelijk volgens de goedgekeurde (model)overeenkomst wordt gewerkt. De Wet DBA beperkt zich uitsluitend tot het oordeel of voor de arbeidsverhouding een inhoudingsplicht bestaat voor de loonheffingen.
Fictieve dienstbetrekking commissarissen
De invoering van de Wet DBA heeft ook gevolgen voor commissarissen die op dit moment werkzaamheden verrichten op basis van een VAR. Commissarissen zijn op grond van de wet in fictieve dienstbetrekking bij het lichaam waar zij toezicht op houden. Deze fictieve dienstbetrekking wordt opzijgezet als de commissaris over een geldige VAR beschikt. Is dat het geval, dan hoeven op de beloning van de commissaris geen loonheffingen te worden ingehouden en is geen werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) verschuldigd. De fictieve dienstbetrekking van commissarissen geldt niet voor de premies werknemersverzekeringen.
Met het vervallen van de VAR moeten opdrachtgevers vanaf 1 mei 2016 – de beoogde ingangsdatum van de Wet DBA – op de commissarisbeloning altijd loonheffingen inhouden en afdragen. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel van de Wet DBA in de Eerste Kamer op 26 januari 2016 heeft de staatssecretaris van Financiën echter toegezegd om – eerst via een beleidsbesluit en later door een aanpassing van de wet – de fictieve dienstbetrekking van de commissaris af te zullen schaffen, waardoor de commissaris niet meer onder de Wet op de loonbelasting zal vallen en er geen loonheffingen en werkgeversbijdrage Zvw verschuldigd zijn. Voor de btw-plicht ter zake van de commissarisbeloning heeft de afschaffing van de fictieve dienstbetrekking verder geen gevolgen.
Commissaris en de 30%-regeling
De afschaffing van de fictieve dienstbetrekking voor de commissaris kan gevolgen hebben voor commissarissen met een 30%-regeling. Voor de toepassing van de 30%-regeling dient sprake te zijn van een (fictieve) dienstbetrekking. Als de fictieve dienstbetrekking voor een commissaris vervalt, kan ook de 30%-regeling niet meer worden toegepast. Een mogelijke oplossing is om te opteren voor werknemerschap en daarmee vrijwillig onder de Wet op de loonbelasting te vallen. Er wordt dan gebruikgemaakt van de wettelijke mogelijkheid om een arbeidsverhouding die niet kwalificeert als een ‘echte' of ‘fictieve' dienstbetrekking toch als dienstbetrekking aan te merken (ook wel aangeduid met ‘opting-in'). Het voordeel van opting-in is dat de belastingplichtige als werknemer wordt beschouwd en dus in beginsel alle bepalingen van de Wet op de loonbelasting, inclusief de 30%-regeling, op hem van toepassing zijn. De keuze voor opting-in is niet mogelijk indien de inkomsten van de commissaris kwalificeren als belastbare winst voor de inkomstenbelasting.
Afhankelijk van de uiteindelijke vormgeving van het vervallen van de (fictieve) dienstbetrekking kunnen er nog meer gevolgen zijn voor niet in Nederland woonachtige commissarissen, maar op dit moment zal het aangekondigde beleidsbesluit in verband met de afschaffing van de fictieve dienstbetrekking van commissarissen moeten worden afgewacht om meer duidelijkheid te kunnen geven.
Bron: KPMG Meijburg
8