Op 23 december 2015 heeft het Europese Hof van Justitie (HvJ) in de gevoegde Franse zaken Air France-KLM en Hop!-Brit Air SAS (C-250/14 en C-289/14, hierna: Air France-KLM) geoordeeld dat btw verschuldigd kan zijn op vooruitbetalingen bij ‘no shows'.
Casus
Belanghebbenden zijn luchtvaartmaatschappijen die (binnenlandse) vluchten aanbieden aan passagiers. Bij de aankoop van een vliegticket betalen de passagiers de volledige prijs van het vliegticket (inclusief btw) vooruit. De luchtvaartmaatschappijen hebben zich op het standpunt gesteld dat geen btw verschuldigd is op het moment dat de passagier zijn vliegticket niet gebruikt, omdat er in deze situatie geen vervoersdienst aan de passagier wordt verricht. De Franse Conseil d'État heeft het HvJ gevraagd of de afgifte van een vliegticket kan worden gelijkgesteld met het daadwerkelijk verrichten van de vervoersdienst en derhalve btw verschuldigd is over de aankoopbedragen van passagiers die niet zijn komen opdagen.
Analyse uitspraak HvJ
Het HvJ heeft nu geoordeeld dat de afgifte van vliegtickets door een luchtvaartmaatschappij onderworpen is aan de btw, wanneer de passagiers de uitgegeven vliegtickets niet hebben gebruikt en geen terugbetaling van de aankoopprijs kunnen verkrijgen. Hiermee bepaalt het HvJ dat btw verschuldigd kan zijn op (vooruit)betalingen bij ‘no shows'. Met het vliegticket bevestigen de luchtvaartmaatschappijen namelijk dat een plaats in het vliegtuig voor de passagier is voorbehouden. De passagier krijgt derhalve het recht om gebruik te maken van de vervoersdienst. Ook oordeelt het HvJ dat de btw wordt verschuldigd op het moment dat de luchtvaartmaatschappijen de aankoopprijs van het vliegticket ontvangen.
Mogelijke gevolgen
In een eerder arrest heeft het HvJ beslist dat een vergoeding in geval van annulering niet onderworpen is aan btw, maar kwalificeert als een onbelaste schadevergoeding (Société Thermale d'Eugénie-les-Bains, 18 juli 2007, C-277/05, hierna: HvJ Sociète Thermale). Hoewel de feiten in beide zaken in economisch opzicht overeenkomsten vertonen, meent Meijburg dat de gehanteerde contractuele voorwaarden in beide arresten dermate van elkaar verschillen dat tot een andere btw-behandeling kan worden gekomen. Een annuleringsvergoeding kan op basis van HvJ Sociète Thermale in bepaalde situaties nog steeds als een voor de btw onbelaste schadevergoeding kwalificeren.
Dit neemt niet weg dat de beslissing van het HvJ in de zaak Air France-KLM van invloed kan zijn op ondernemers uit verschillende sectoren, zoals hotels, restaurants, touroperators, theaters, bioscopen, musea en evenementenbureaus. In het bijzonder heeft het HvJ-arrest ook impact op de telecommunicatiebranche, aangezien hier specifieke regelingen gelden voor niet verbruikte tegoeden. Meijburg verwacht dat de Belastingdienst specifiek aandacht zal gaan schenken aan de btw-gevolgen van annuleringen. Meijburg raadt aan om in situaties van een ‘no show' of annulering het onderliggende contract en de algemene voorwaarden goed tegen het licht te houden.
Bron: KPMG Meijburg
96