Op 26 mei 2016 heeft het Europese Hof van Justitie (‘HvJ') in een tweetal zaken uitspraak gedaan over de btw-behandeling van de verwerking van debit- en creditcardbetalingen. Het HvJ oordeelt dat de verwerking van debit- en creditcardbetalingen, zoals aan de orde in deze zaken, niet in aanmerking komt voor de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer.
1. Casus
In beide Engelse zaken verzorgen belanghebbenden, Bookit Limited (‘Bookit') respectievelijk National Exhibition Center Limited (‘NEC') tegen vergoeding de verwerking van debit- en creditcardbetalingen, te weten bij de verkoop van bioscoopkaartjes (Bookit) en bij de verkoop van toegangskaarten tot evenementen (NEC). Ter zake van deze dienstverlening ontvangen zij een (afzonderlijke) vergoeding. De dienstverlening van belanghebbenden bestaat uit het opvragen en verkrijgen van de kaartgegevens van de consument, het overdragen van deze gegevens aan de merchant acquirer die de gegevens vervolgens doorstuurt aan de issuing bank (emittent) en het - via de merchant acquirer - verkrijgen van de autorisatiecode waarmee belanghebbenden de verkooptransacties kunnen finaliseren. Tevens wordt aan het einde van de dag een afwikkelingsbestand aan de merchant acquirer overgedragen met een overzicht van alle verkooptransacties van die dag. Anders dan NEC, maakt Bookit gebruik van een zogenoemde ‘payment gateway' van een derde partij om de kaartgegevens, evenals de afwikkelingsbestanden, naar de merchant acquirer te versturen.
De kernvraag die is voorgelegd aan het HvJ is of de door belanghebbenden verrichte diensten kwalificeren als ‘handelingen betreffende betalingen en overmakingen', welke van btw zijn vrijgesteld.
2. Analyse uitspraak HvJ
Hoewel het HvJ een voorbehoud maakt dat door de verwijzende rechters moet worden onderzocht of de diensten van belanghebbenden als bijkomende prestaties moeten worden aangemerkt en daarmee mogelijk de btw-behandeling van de hoofdprestatie volgen, gaat het HvJ wel in op de vragen die door de verwijzende rechters zijn gesteld. Het HvJ herhaalt hierbij eerdere rechtspraak, waarin is bepaald dat een overmaking een handeling is die bestaat in de uitvoering van een opdracht tot overboeking van een geldsom van de ene bankrekening naar de andere. Kenmerkend hiervoor is dat een dergelijke handeling leidt tot een wijziging in de juridische en financiële relatie tussen partijen. Het HvJ herhaalt tevens dat ook ter zake van handelingen die feitelijk niet als overmaking kwalificeren de btw-vrijstelling van toepassing kan zijn, mits deze handelingen een afzonderlijk geheel vormen dat de kenmerkende en essentiële functies van overmakingen vervult.
Hoewel de dienstverlening van belanghebbenden onontbeerlijk is voor de uitvoering van de betaling of overmaking, oordeelt het HvJ dat de dienstverlening niet is vrijgesteld van btw. Volgens het HvJ bestaat de verwerking van debit- en creditcardbetalingen door Bookit en NEC in wezen uit het uitwisselen van gegevens tussen een handelaar en zijn merchant acquirer. Om die reden is het HvJ van oordeel dat Bookit en NEC niet op een kenmerkende en essentiële manier deelnemen aan de juridische en financiële wijzigingen die een overdracht van de eigendom van de betrokken middelen uitmaken.
In de NEC-zaak was nog de prejudiciële vraag gesteld hoe de uitzondering op de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer betreffende ‘inning van schuldvorderingen' moet worden uitgelegd. Het HvJ behandelt deze vraag echter niet meer, nu reeds is komen vast te staan dat de diensten van belanghebbenden niet onder de reikwijdte van de btw-vrijstellingsbepaling voor betalingsverkeer vallen.
3. Mogelijke gevolgen
Het HvJ heeft met deze zaken meer duidelijkheid gecreëerd over de reikwijdte van de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer, meer in het bijzonder met betrekking tot de reikwijdte van het begrip ‘kenmerkende en essentiële functies van overmakingen'. Op basis van het oordeel van het HvJ in deze zaken lijkt dit beperkt te moeten worden uitgelegd. Hiermee geeft het HvJ verdere aanwijzingen met betrekking tot de btw-behandeling van de verschillende diensten in een betalingsketen. Het HvJ lijkt te bewegen richting het aanmerken van meer onderdelen binnen een betalingsketen als belast met btw. Afhankelijk van onder meer het btw-aftrekrecht van de afnemers van de desbetreffende dienstverlening kan dit leiden tot een btw-voordeel of -nadeel. De feitelijke activiteiten van de dienstverlening binnen de betalingsketen, alsmede de wijze van contracteren, blijven echter cruciaal voor vaststelling van de juiste btw-behandeling.
Ondanks dat het HvJ in deze zaken geen oordeel heeft gegeven, noch hoefde te geven, over de btw-behandeling van de dienstverlening van een merchant acquirer, lijkt het HvJ dergelijke dienstverlening te beschouwen als vrijgesteld van btw. Het HvJ spreekt namelijk over de kenmerkende en essentiële functies van de overmaking van middelen tussen de issuing bank en de merchant acquirer en vervolgens van de merchant acquirer naar belanghebbenden. Een dergelijke aanname zou mogelijk impact kunnen hebben op de btw-behandeling van het Nederlandse betalingsverkeer.
Nu het HvJ in de NEC-zaak geen nadere invulling heeft gegeven aan de uitzondering betreffende ‘inning van schuldvorderingen' op de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer, zal de Nederlandse praktijk op dit punt niet wijzigen.
Zowel met betrekking tot bestaande betaalmethoden als met betrekking tot de ontwikkeling van nieuwe betaalmethoden is het van belang te beoordelen welk effect de uitspraken van het HvJ hebben.
Bron: KPMG Meijburg
8