,,Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is bepaald geen relikwie uit de jaren vijftig. Het verdrag is een levend instrument dat steeds weer is vernieuwd door het recht zoals het Europese hof van de rechten van de mens dat ontwikkelt in de actuele zaken waarin het beslist. Dat maakt dat het verdrag stevig is verankerd in het heden. ‘' Dat zegt president van de Hoge Raad Maarten Feteris vandaag in een lezing aan de Universiteit Leiden ter gelegenheid van het 65-jarig bestaan van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
De 65 jaar dat het verdrag bestaat en wordt toegepast hebben het volgens Feteris niet overbodig gemaakt. ,,Het is een menselijke neiging om te denken dat wij het hier allemaal wel voor elkaar hebben met de mensenrechten. Maar het is goed wanneer een onafhankelijk hof vanuit een helikopterview kritisch meekijkt. Dat geeft een kwaliteitsimpuls en beschermt tegen tunnelvisie.''
Hij noemt twee Nederlandse voorbeelden waarin het mensenrechtenverdrag een belangrijke rol heeft gespeeld.
- Nederland vond dat het opleggen van boetes aan belastingbetalers bij de belanginspecteur in goede handen was. Mogelijkheden tot beroep op een onafhankelijke rechter waren zeer beperkt. Een uitspraak van het Mensenrechtenhof in samenhang met rechtspraak van de Hoge Raad bracht daar verandering in. Nu is de juridische bescherming van de belastingbetaler bij deze boetes vergelijkbaar met die van een verdachte in het strafproces.
- Burgers die het niet eens waren met een beslissing van de overheid konden tot in de jaren '70 in veel gevallen in beroep bij de Kroon. In de praktijk betekende dit dat de minister besliste, vaak over een besluit van zijn eigen ministerie. Dat was niet onpartijdig, oordeelde het Europese hof van de rechten van de mens. Die beslissing heeft geleid tot ons huidige algemene stelsel van onafhankelijke bestuursrechtspraak.
Voor de komende 65 jaar zou Feteris graag zien dat het Europese hof van de rechten van de mens blijft streven naar een evenwichtige koers. Dus niet voortdurend op de troepen vooruit lopen waardoor het draagvlak bij de lidstaten verdwijnt, en ook niet vervallen in het andere uiterste waarin het hof alleen beslissingen zou nemen waarmee iedere staat het zonder meer eens is.
Bron: de Rechtspraak
0