Bij het aanleveren van stukken in een fiscale procedure kan de inspecteur zich er niet met een jantje-van-leiden van afmaken. In vier recente arresten maakt de Hoge Raad nogmaals duidelijk dat van een overheidsorgaan een vergaande transparantie mag worden verwacht. Dat benadrukt advocaat-belastingkundige Ivo Leenders (partner bij Hertoghs advocaten). Hij hoopt dat het procederen over de vraag of alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding zijn gebracht ooit tot het verleden behoort. 

Puntjes op de i

Na het overzichtsarrest van 4 mei 2018 zette de Hoge Raad op 17 augustus in vier arresten over het begrip 'op de zaak betrekking hebbende stukken' (art. 8:42 lid 1 Awb) de spreekwoordelijke puntjes verder op de i. Dat de inspecteur alle stukken die hem ter beschikking staan, hebben gestaan of in (hoger) beroep ter beschikking zijn komen te staan moet overleggen als deze stukken van belang kunnen zijn voor de beslechting van het geschil, is inmiddels flink verankerd in de jurisprudentie. "Een escape is er alleen als de inspecteur zich met rechte kan beroepen op geheimhouding wegens gewichtige redenen (art. 8:29 Awb)," aldus Leenders.

Ook als vaststaat dat belanghebbende zelf al over de stukken beschikt, moet de inspecteur de op de zaak betrekking hebbende stukken aanleveren. Interne taxatiedossiers en de schermprints van WOZ-beschikkingen vallen onder te overleggen gedingstukken. Dat oordeelt de Hoge Raad in één van de vier arresten. In een ander arrest kwalificeert de cassatierechter een strafdossier als een op de zaak betrekking hebbend stuk als de belanghebbende voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat dit dossier van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming in zijn zaak. In de twee andere arresten oordeelt de Hoge Raad dat een bestuursorgaan, in casu de gemeente, de op de zaak betrekking hebbende informatie uit een database inzichtelijk en controleerbaar moet verstrekken. 

Digitale informatie ingevuld

De vier arresten van 17 augustus zijn in lijn met eerdere jurisprudentie over het begrip ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’. Echt nieuw is de invulling die de Hoge Raad geeft aan de vraag hoe moet worden omgegaan met digitale informatie en processen. Leenders legt uit: “In het overzichtsarrest van 4 mei heeft de Hoge Raad aangegeven dat gegevens uit databases in beginsel alleen op de zaak betrekking hebben als deze gegevens, met het oog op het aan de orde zijnde geschil, van belang en raadpleegbaar zijn. Aan het ‘in beginsel’ heeft de Hoge Raad nu verder invulling gegeven. Hieruit volgt dat de inspecteur wel degelijk inzicht moet geven in digitale informatie uit databases die hij voor zijn besluitvorming heeft gebruikt. Het bestuursorgaan moet zorgdragen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van die informatie. Zonder die inzichtelijkheid en controleerbaarheid dreigt, zoals de Hoge Raad terecht aangeeft, een ongelijkwaardige procespositie.”

Te raadplegen informatie

Ondanks de steeds verdergaande duidelijkheid, is het begrip ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ nog niet volledig uitgekristalliseerd. “Zo is het antwoord op de vraag wat te doen als de inspecteur wel informatie had maar deze niet meer heeft, niet helemaal duidelijk,” aldus Leenders. “Hoe ver reikt dan zijn inspanningsverplichting? De Hoge Raad oordeelt bijvoorbeeld dat de verplichting tot het ter inzage leggen van de op de zaak betrekking hebbende stukken zich niet uitstrekt tot informatie die het bestuursorgaan zelf niet kan raadplegen. De reikwijdte van het woordje ‘kan’ is nog niet ingevuld maar hopelijk is het bereik hiervan zéér beperkt. Uitgaande van het zorgvuldigheidsbeginsel mag je van de inspecteur immers verwachten dat deze er alles aan zal doen om alle voor de zaak relevante informatie boven tafel te krijgen. Berust die informatie bij een ander overheidsorgaan, dan kan de inspecteur deze met art. 55 AWR in de hand gewoon opvragen en is de informatie dus voor hem te raadplegen en daarmee een op de zaak betrekking hebbend stuk.”

Leenders vervolgt dat de inspecteur alle relevante op de zaak betrekking hebbende stukken uit eigen beweging moet inbrengen. “Ook dat volgt uit de jurisprudentie, waarin ook nog eens duidelijk is aangegeven dat de belastingplichtige hier niet zelf om hoeft te vragen. Die productieve houding komt alleen niet helemaal uit de verf.”

Evenwicht zoek

Ondanks de wettelijke plicht om op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen, zijn er voor de inspecteur nauwelijks consequenties als hij zich hier niet aan houdt. “De inspecteur die stukken achterhoudt, komt hier in de procespraktijk te vaak mee weg,” vindt Leenders. “De rechter kan daaruit de ‘gevolgtrekking maken die hem gerade voorkomt’, maar die wettelijke regel pakt voor de procederende belastingplichtige enkel positief uit op het moment dat het stukken betreft die van essentieel belang zijn. Het zou goed zijn als de inspecteur standaard sancties opgelegd krijgt als hij zich niet aan zijn wettelijke plicht houdt. Per slot van rekening moet de overheid toch het goede voorbeeld geven. Helaas gebeurt dit veel te weinig, terwijl de inspecteur anderzijds wél de nodige dwangmiddelen met bijbehorende sancties tot zijn beschikking heeft om informatie van de belastingplichtige te verkrijgen. Het evenwicht is hier ver te zoeken.” 

Vergaande transparantie

In basis ligt aan het overleggen van de op de zaak betrekking hebbende stukken een enkel sleutelwoord ten grondslag: ‘transparantie’. Art. 8.42 Awb is niet voor niets een transparantie-bepaling. Leenders: “De Belastingdienst verwacht volledige transparantie van haar ‘klanten’. Dan mogen diezelfde klanten dat ook van de Belastingdienst verwachten. De Hoge Raad vindt dat de overheid controleerbaar moet zijn in haar handelen. De inspecteur moet zorgen dat het dossier compleet is. Hij moet zelf nadenken over welke stukken van belang (kunnen) zijn voor de rechter of de belastingplichtige om de zaak te kunnen beslechten en moet daarin vergaande transparantie betrachten.”

Leenders wijst ook nog op de behoorlijkheidswijzer van de Nationale Ombudsman waarin de transparante overheid als allereerste punt is genoemd. “De Ombudsman geeft aan dat de overheid in haar handelen open en voorspelbaar moet zijn en dat de overheid ervoor moet zorgen dat burgers inzicht kunnen hebben in de procedures die tot beslissingen leiden. Alles wijst richting openheid van zaken. Als volledige transparantie ook hoog in het vaandel van de inspecteur staat, hoeft er niet meer te worden geprocedeerd over de vraag of alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding zijn gebracht.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Bronbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

3

Gerelateerde artikelen