Een man ontvangt pensioentermijnen uit een Nederlandse pensioenregeling. Hij woont in Portugal. Portugal heft 15% belasting over de termijnen. Het Hof Den Haag oordeelt dat aan Nederland geen heffingsbevoegdheid toekomt.

De zaak (Hof Den Haag 25 maart 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:965) gaat als volgt. Een man woont in Portugal. Naast zijn loon uit Nederland geniet hij een Nederlands pensioen. Het pensioen wordt zonder inhoudingen aan hem uitgekeerd. Portugal heft 15% belasting over de pensioentermijnen. De Nederlandse belastinginspecteur rekent het pensioen volledig tot het belastbare inkomen uit werk en woning. De man is het hier niet mee eens.

Het Hof Den Haag oordeelt dat Portugal het heffingsrecht over het pensioen heeft. In artikel 18 van het belastingverdrag dat Nederland met Portugal heeft gesloten staat dat het heffingsrecht alléén aan Nederland toekomt als het brutobedrag van het pensioen in Portugal voor minder dan 90% in de belastingheffing wordt betrokken. Het hof geeft aan dat Portugal de pensioentermijnen volledig in de belastingheffing betrekt. Het gelijk is daarmee aan de man. De Nederlandse belastingdienst mag niet heffen over de pensioentermijnen.

Belang voor de praktijk

Nederland heeft met veel andere landen belastingverdragen gesloten om de heffingsbevoegdheid over inkomensbestanddelen onderling te regelen. In deze zaak gaat het om de belastingheffing over pensioentermijnen. Vaak – maar niet altijd! – mag het woonland heffen, ook al heeft de opbouw en de fiscale faciliëring in Nederland plaatsgevonden. Het ministerie van Financiën houdt een overzicht bij van alle door Nederland afgesloten belastingverdragen. Het International Tax Center te Leiden publiceert de Engelse en Nederlandse teksten van de belastingverdragen.

Voor staatspensioen geldt doorgaans iets anders. Daar mag het bronland normaliter heffen. Onder staatspensioen moet onder andere de Nederlandse AOW worden verstaan. Nederland houdt op twee verschillende manieren rekening met buitenlandse heffingsrechten. Dat kan op basis van de zogeheten vrijstellingsmethode of op basis van de zogeheten verrekeningsmethode.

De vrijstellingsmethode geldt meestal – afhankelijk van het belastingverdrag – voor loon in box 1 en altijd voor onroerende zaken in box 3. De verrekeningsmethode geldt bijvoorbeeld voor rente en dividend.

Vrijstellingsmethode

Nicolai woont in Nederland en ontvangt een Roemeense pensioenuitkering van € 1.336. Roemenië is heffingsbevoegd. Bij de vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting moet rekening worden gehouden met een aftrek vanwege elders belast inkomen van € 176 voor het Roemeens pensioen. Dit bedrag is als volgt berekend:

Aftrek = (buitenlands inkomen / totaal inkomen) x Nederlandse inkomstenbelasting
Nicolai heeft een totaal inkomen van € 40.811, de Nederlandse inkomstenbelasting bedraagt € 5.377. De aftrek bedraagt dan:
(€ 1.336,- / € 40.811,-) x € 5.377 = € 176
Nicolai moet dus € 5.377 -/- € 176 = € 5.201 aan inkomstenbelasting betalen.

Verrekeningsmethode

Caspers box 1-inkomen bedraagt € 100.000. Normaal gesproken moet hij hierover € 25.000 inkomstenbelasting betalen. Maar Casper verdient dit inkomen in twee verschillende landen, voor € 20.000 in Nederland en voor € 80.000 in het buitenland. In het buitenland moet Casper € 15.000 belasting betalen.

Naar evenredigheid berekend zou Casper over dit buitenlandse inkomen in Nederland (€ 80.000 / € 100.000) x € 25.000 = € 20.000 belasting betalen. Het bedrag van de buitenlandse belasting (€ 15.000) is dus lager. Er wordt nu een bedrag van € 15.000 verrekend met de Nederlandse inkomstenbelasting.

Casper moet in Nederland € 25.000 -/- € 15.000 = € 10.000 aan inkomstenbelasting betalen.

NB: In deze voorbeelden gaat het uitsluitend om de inkomstenbelasting! Voor de premies volksverzekeringen (AOW, Anw, Wlz) en de Zvw gelden andere regels.

 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Internationaal belastingrecht

79

Gerelateerde artikelen