De staatssecretaris keurt in een besluit goed dat ook een uitkerende oudedagsverplichting (ODV) mag worden omgezet in een lijfrente.
De goedkeuring staat in het
Besluit staatssecretaris van Financiën 24 november 2017, nr. 2017-126948. Op grond van de Wet uitfasering PEB kan het in eigen beheer opgebouwde pensioen van een dga worden omgezet in een oudedagsverplichting (ODV). Een ODV mag vervolgens door afstorting weer worden omgezet in een lijfrente. Maar omzetting in een lijfrente is wettelijk alleen mogelijk zolang de uitkeringen ingevolge de ODV nog niet zijn ingegaan. Volgens de staatssecretaris past het in de doelstelling van de Wet uitfasering PEB, om het mogelijk te maken dat een ODV wordt omgezet in een lijfrente wanneer de dga reeds ODV-uitkeringen ontvangt. Dat geldt ook ingeval van overlijden als de erfgenamen de uitkeringen ontvangen.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende twee voorwaarden:
- De gehele ODV wordt omgezet in een lijfrente;
- Voordat de omzetting in een lijfrente plaatsvindt, verzoekt de dga (of na zijn overlijden de erfgenamen) bij de inspecteur om toepassing van deze goedkeuring. Alle relevante stukken moeten worden meegestuurd.
Als de BV onvoldoende geldmiddelen heeft om de hele ODV om te zetten (‘onderdekking'), dan is gedeeltelijke omzetting mogelijk als voldaan is aan de volgende drie voorwaarden:
- De onderdekking is veroorzaakt door (reële) ondernemings- of beleggingsverliezen en niet het gevolg van andere factoren als bijvoorbeeld winstuitdelingen door het lichaam in de afgelopen jaren;
- Alle aanwezige bezittingen van de BV worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente;
- De BV wordt geliquideerd direct na de omzetting in een lijfrente.
Als voldaan wordt aan deze voorwaarden kan, in geval van onderdekking, op het moment van liquidatie van het lichaam het resterende deel van de ODV worden aangemerkt als ‘niet voor verwezenlijking vatbaar'. Het prijsgeven van het resterende deel van de ODV leidt dan niet tot loonheffing en inkomstenbelastingheffing. Het besluit is op 9 december in werking getreden en werkt terug tot en met 1 april 2017.
Belang voor de praktijk
De praktijk is zeer gebaat met deze goedkeuring. Het komt immers regelmatig voor dat een dga pas in de uitkeringsfase besluit zijn BV op te heffen. Zonder deze goedkeuring kan hij zijn BV niet opheffen. Ook dga's die na hun AOW nog doorwerken in de BV zullen blij zijn met deze goedkeuring. Dat komt vooral omdat de ODV-uitkeringen binnen twee maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd dienen in te gaan. Omzetting in een lijfrente is vaak niet mogelijk als het geld dan nog vast zit in het ondernemingsvermogen. Door deze goedkeuring kan de ODV bij latere beëindiging van de werkzaamheden toch nog worden omgezet in een lijfrente. Ook de positie van nabestaanden is sterk verbeterd. Als de dga in de uitkeringsfase overlijdt, gaan de resterende ODV-uitkeringen over op de erfgenamen. Die krijgen nu de mogelijkheid de ODV om te zetten in een lijfrente en de BV op te heffen.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
50