De Belastingdienst heeft op 5 september 2023 een standpunt gepubliceerd over vraag of de hoogte van het partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum mag worden uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag.

Met de invoering van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) is in art. 18b Wet LB 1964 bepaald dat het partnerpensioen voortaan niet meer afhankelijk is van diensttijd. In plaats daarvan is enkel aangegeven dat het partnerpensioen niet meer mag bedragen dan 50% van het laatstgenoten pensioengevend loon. Bovendien moet het partnerpensioen op risicobasis worden verzekerd.

Vraag in V&A 23-015: Mag de hoogte van het partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum ook worden uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag (pensioengevend loon verminderd met een AOW-franchise)?

Antwoord: ja. Art. 18b Wet LB 1964 geeft slechts de maximale begrenzing aan. Lager mag dus ook.

Belang voor de praktijk

De Belastingdienst erkent dat dit standpunt niet in lijn is met de toelichting die de fiscale wetgever gaf in de Memorie van Toelichting (blz. 353-354) bij de Wtp. Daarin valt immers te lezen:

“In het voorgestelde art. 18b eerste lid Wet LB 1964 wordt een partnerpensioen bij overlijden vóór pensioendatum begrensd op 50% van het laatstgenoten pensioengevend loon. De maximale hoogte van het partnerpensioen bij overlijden vóór pensioendatum wordt daarmee – anders dan de huidige begrenzing van het partnerpensioen – onafhankelijk van het aantal dienstjaren en rechtstreeks gebaseerd op het pensioengevend loon zonder dat daarop een franchise in mindering komt.”

Het diensttijdonafhankelijk maken van het partnerpensioen is met name ingegeven door de gedachte om achterblijvende partners te beschermen tegen een te laag partnerpensioen door een tekort aan dienstjaren. Maar wanneer het partnerpensioen uitgedrukt mag worden in een percentage van de pensioengrondslag, zal dit met name ten koste gaan van de deelnemers met de laagste inkomens.

Het is überhaupt de vraag of het wenselijk is om een franchise in aanmerking te nemen bij het bepalen van de hoogte van het partnerpensioen. Vanuit de gedachte dat de franchise rekening houdt met de AOW-uitkering, zal deze AOW-uitkering in het geval van overlijden vóór de pensioendatum in de meeste gevallen niet aan de orde zijn. Een partnerpensioen dat wordt bepaald aan de hand van het laatstgenoten loon in plaats van de pensioengrondslag sluit dan ook veel beter aan bij het inkomen dat na overlijden van de deelnemer vervangen dient te worden.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Loonbelasting, Pensioenen

487

Gerelateerde artikelen