Beperkt korten en verhogen van pensioenpremies
Door de maatregelen hoeven de pensioenpremies volgend jaar niet onnodig te stijgen en kunnen pensioenfondsen – onder strikte voorwaarden – noodzakelijke verlagingen van pensioenen over meerdere jaren spreiden en beperken tot maximaal zeven procent per jaar. Dat meldt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een nieuwsbericht.
Dat betekent niet dat de verlagingen, die pensioenfondsen eerder hebben aangekondigd, van de baan zijn. "Het pakket leidt er toe dat de kortingen in 2013 beperkt kunnen blijven tot wat begin dit jaar reeds is aangekondigd en dat premiestijgingen zoveel mogelijk worden voorkomen", schrijft staatssecretaris Paul de Krom in een brief aan de Tweede Kamer. De Krom neemt op dit moment tijdelijk de taken van minister Kamp over, die op dit moment is aangesteld als informateur bij de onderhandelingen voor een nieuw kabinet. Volgens De Krom zorgt het pakket er ook voor dat de pensioenfondsen eind 2013 (als de hersteltermijn afloopt) weer beschikken over het minimaal benodigde vermogen. Bovendien worden de pensioenregelingen al volgend jaar toekomstbestendiger gemaakt.
Het septemberpakket richt zich primair op het overgangsjaar 2013, in de overgang naar een nieuwe Pensioenwet en een nieuw financieel toetsingskader. Het is de bedoeling dat dit toetsingskader per 2014 in werking treedt.
Vier maatregelen uit het septemberpakket
De maatregelen uit het septemberpakket zijn allemaal afgestemd met De Nederlandsche Bank (DNB). Deze houdt toezicht op de pensioenfondsen. In totaal bestaat het septemberpakket uit een viertal maatregelen:
1. Aanpassing van de rentecurve voor pensioenfondsen
De Nederlandsche Bank past de rekenrente voor pensioenfondsen aan. Om de waarde van hun verplichtingen over twintig tot zestig jaar vast te stellen, wordt vanaf 30 september 2012 een aangepaste methode gebruikt, waarin een ‘ultimate forward rate' is verwerkt. Deze maakt de rente minder gevoelig voor schommelingen op de financiële markten. Verzekeraars moeten sinds 30 juni 2012 ook al gebruik maken van een dergelijke methode.
2. Een adempauze voor de eis dat de premie moet bijdragen aan herstel
Pensioenfondsen met een dekkingstekort krijgen in 2013 de mogelijkheid om eenmalig af te wijken van de eis dat de pensioenpremie moet bijdragen aan herstel. Deze zogeheten adempauze wordt niet toegestaan aan fondsen die al in 2011 of 2012 gebruik hebben gemaakt van de toen geldende adempauze en ook niet aan fondsen die de pensioenen in 2013 moeten korten. Deze fondsen kunnen een premiestijging in 2013 beperken door hun regeling aan te passen bijvoorbeeld door de pensioenrichtleeftijd te verhogen, vooruitlopend op de aanpassing van het Witteveenkader in 2014. Pensioenfondsen die niet voldoen aan de voorwaarden voor de adempauze, kunnen De Nederlandsche Bank om maatwerk verzoeken.
3. Een voorwaardelijke mogelijkheid om noodzakelijke kortingen te spreiden
Pensioenfondsen krijgen de mogelijkheid om noodzakelijke verlagingen van pensioenen over meerdere jaren te spreiden en te beperken tot maximaal zeven procent per jaar. De kortingen die bij de afloop van de hersteltermijn nodig zijn om aan de minimaal vereiste dekkingsgraad te voldoen, worden op dat moment onvoorwaardelijk ingeboekt, maar later geëffectueerd, te weten in april 2014 en – indien die korting meer dan 7 procent bedraagt - in april 2015. De fondsen mogen de kortingen in 2014 dus eveneens beperken tot 7 procent. Als een korting van 7 procent in 2014 niet voldoende is om aan de minimaal vereiste dekkingsgraad te voldoen, moet het fonds de resterende korting uiterlijk in april 2015 doorvoeren.
De kortingen hebben betrekking op de pensioenaanspraken die tot en met eind 2013 zijn opgebouwd. De nieuwe opbouw in 2014 en 2015 blijft hierbij buiten beschouwing. De kortingen die bij de afloop van de hersteltermijn nodig zijn, worden ook geëffectueerd als de financiële positie van het fonds na 2013 verbetert.
De spreiding van de kortingen wordt vastgelegd via een wijziging van de herstelregeling in de Regeling Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Hierbij wordt tevens verduidelijkt hoe pensioenfondsen moeten voldoen aan de voorwaarde dat zij aan het eind van de hersteltermijn over het minimaal vereiste eigen vermogen beschikken. Deze gewijzigde regeling zal op 1 januari 2013 in werking treden.
4. Een stimulans om pensioenregelingen per 2013 al toekomstbestendiger te maken
Fondsen die gebruik willen maken van de mogelijkheid om pensioenen geleidelijk te verlagen, en fondsen die maatwerk met de adempauze voor premiestijging willen, moeten hun pensioenregeling aanpassen. De regeling moet uiteindelijk al per 1 januari 2013 zijn aangepast op de volgende drie punten.
- De richtleeftijd voor pensioenopbouw, die in 2014 van 65 naar 67 jaar wordt verhoogd, moet al in 2013 omhoog;
- Verdere stijging van de levensverwachting moet al in bestaande pensioenaanspraken worden doorberekend;
- Pensioenfondsen die de pensioenen nu mogen verhogen als hun dekkingsgraad boven de 105 procent komt, mogen vanaf volgend jaar pas indexeren als hun dekkingsgraad boven de 110 procent komt.
Pensioenfondsen kunnen de maatregelen al meteen invoeren. Er is geen wetswijziging voor nodig en ook geen algemene maatregel van bestuur, zo laat staatssecretaris De Krom weten in zijn brief aan de Tweede Kamer.'Hierdoor kunnen de fondsen de maatregelen al betrekken bij de vaststelling van de pensioenpremies voor 2013. De meeste fondsen doen dit vanaf oktober 2012.'
Verantwoordelijkheid voor pensioenfondsen en sociale partners
De Krom wijst er in zijn brief aan de Tweede Kamer op dat de overheid wel een helpende hand kan bieden, maar dat de oplossing van de structurele financiële problemen van de pensioenfondsen niet van de overheid mag worden verwacht. Het aanvullende pensioen is, anders dan de AOW, een arbeidsvoorwaarde en primair de verantwoordelijkheid van sociale partners en pensioenfondsen.
De Krom: "Het is van belang dat pensioenfondsen en sociale partners zelf verantwoordelijkheid nemen voor het oplossen van de financiële problematiek. De huidige pensioenen en opgebouwde pensioenaanspraken zijn door de voortdurende stijging van de levensverwachting en de aanhoudend lage rente op de financiële markten onvoldoende gefinancierd. Bij veel fondsen met een dekkingstekort is het herstel in 2012 gestagneerd of zelfs geheel verdampt. De overheid kan deze problemen niet oplossen. De meeste fondsen moeten hun dekkingstekorten uiterlijk eind 2013 weggewerkt hebben, ook om het vertrouwen – van oud en jong – in het pensioenstelsel te behouden. Daarbij zijn kortingen niet te vermijden. Het is wel zaak te voorkomen dat meer wordt gekort dan nodig is."
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen