Werkgevers en werknemers kunnen bouwen op een afgegeven E101- / A1-verklaring want deze verklaringen binden ook de autoriteiten van andere lidstaten. Een E101 / A1-verklaring bepaalt in welke lidstaat een werknemer is verzekerd voor de sociale verzekeringen bij grensoverschrijdende arbeid. Deze verklaring is zelfs verbindend in het geval als die verklaring inhoudelijk onjuist is.
Bovenstaand uitgangspunt vindt zijn oorsprong in een uitspraak van het HvJ EU in de zaak Fitzwilliam en kwam onlangs aan de orde in een procedure voor Hof Den Bosch. De procedure had betrekking op een man met Nederlandse nationaliteit en woonplaats in Nederland. Hij was stuurman van een binnenvaartschip en voer op de Rijn en in andere binnenwateren in de EU. De man stond op de loonlijst van een in Luxemburg gevestigde onderneming. De Luxemburgse autoriteiten hadden de stuurman een E101-verklaring afgegeven wat inhield dat hij in Luxemburg verzekerd was. Aan de eigenaar van het schip was een Rijnvaartverklaring afgegeven.
Hof Den Bosch vraagt zich af of de E101-verklaring ook verbindend is als het Rijnvarendenverdrag van toepassing is. Dit verdrag kan namelijk de EU-Verordening 1408/71 met de daarop gebaseerde E101-verklaring opzij zetten en bepalen dat de werknemer in het andere land verplicht verzekerd is voor de sociale verzekeringen. In de procedure voor het hof was dat ook het geval. Ook was in deze procedure niet duidelijk of Luxemburg wel bedoeld had daadwerkelijk een E101-verklaring af te geven. Het hof heeft daarom prejudiciële vragen aan het HvJ EU gesteld.
De reikwijdte van de prejudiciële vragen is echter breder dan de situatie van rijnvarenden en kan ook betrekking hebben op situaties waarin ten onrechte een E101 / A1-verklaring is afgegeven.
Bron: PwC
1