De EU anti-belastingontwijkingsrichtlijn of Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD) is definitief aangenomen door de Ecofin Raad. De richtlijn bevat enkele minimum-maatregelen tegen belastingontwijking. Nederland zal deze regels moeten gaan implementeren in de nationale wetgeving vanaf 1 januari 2019.

Maatregelen tegen belastingontwijking

De richtlijn bevat de volgende minimum maatregelen tegen belastingontwijking:
  • Een renteaftrekbeperking in de vorm van een "earnings stripping regeling". Op grond van deze renteaftrekbeperking zijn de netto rentekosten van schulden slechts aftrekbaar tot 30% van de EBITDA van de belastingplichtige. Lidstaten mogen een drempelbedrag hanteren van (maximaal) 3 miljoen euro, en een carry-over regeling hanteren. Daarnaast mag er een groepsratio-uitzondering en een uitzonderingsbepaling voor stand-alone entiteiten gelden. Als de groepsratio meer toestaat dan 30% van de EBITDA dan kan dit dus betekenen dat de entiteit die is onderworpen aan de regeling, een grotere ruimte heeft om rente in aftrek te kunnen brengen. De nieuwe regeling geldt voor leningen gesloten met ingang van 17 juni 2016.
  • Exitheffingen voor de situaties waarbij activa met meerwaarden vanuit een Lidstaat worden overgedragen naar een vaste inrichting in een ander land, of waarbij de feitelijke leiding wordt verplaatst vanuit een Lidstaat naar een ander land als heffingsrechten verloren gaan. De regeling geldt niet voor tijdelijke transacties voor bepaalde financiële activa. Uitstel door middel van vijf jaarlijkse termijnen is mogelijk binnen de EU/EEA, onder voorbehoud van interest-, garantie- en recapturebepalingen.
  • Een algemene antimisbruikmaatregel die ervoor zorgt dat belastingdiensten bepaalde structuren mogen negeren als deze zijn opgezet met als het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen om een bepaald belastingvoordeel te verkrijgen dat niet verenigbaar is met het doel van de belastingregeling, en de structuur geen economische realiteit heeft.
  • CFC regels voor laagbelaste beleggingsmaatschappijen of laagbelaste vaste inrichtingen. Hierbij is sprake van laagbelast wanneer de daadwerkelijk betaalde winstbelasting minder is dan het verschil tussen de winstbelasting die in de Lidstaat van de belastingplichtige (aandeelhouder/hoofdhuis) verschuldigd zou zijn en de daadwerkelijk betaalde winstbelasting. Dit komt er veelal op neer dat als de laagbelaste beleggingsmaatschappij of vaste inrichting een bedrag aan winstbelasting betaalt dat minder dan de helft is van het bedrag wat de maatschappij of vaste inrichting in de Lidstaat van de belastingplichtige (aandeelhouder/hoofdhuis) verschuldigd zou zijn, dat dan de CFC regels worden toegepast.
  • Regels betreffende hybride mismatches tussen Lidstaten. Indien er sprake is van dubbele aftrek mag alleen het bronland de aftrek toestaan. Indien een aftrek bestaat maar er is geen belastingheffing in het ontvangende land dan moet de lidstaat van de betaler de aftrek weigeren. Daarnaast is nog opgenomen dat de Commissie wordt verzocht om vóór oktober 2016 met een voorstel te komen voor hybride mismatches met derde landen gebaseerd op OESO BEPS Action 2, met de bedoeling per eind 2016 overeenstemming te bereiken.
In een eerder voorstel was ook nog een clausule (‘switch-over clause') opgenomen waardoor voordelen uit hoofde van een laagbelaste, passieve deelneming buiten de EU geen vrijstelling, maar verrekening ten deel valt. Deze clausule is uiteindelijk vervallen, omdat hierover nog geen politieke overeenstemming kon worden bereikt. 

Wanneer treedt de richtlijn in werking

Op grond van het voorstel moeten alle lidstaten de voorstellen uiterlijk 31 december 2018 in hun nationale wetgeving hebben opgenomen. De regels moeten dan inwerkingtreden met ingang van 1 januari 2019. Voor de regels rondom een verplichte exitheffing geldt dat de lidstaten voor 31 december 2019 moeten hebben geïmplementeerd in de nationale regelgeving met inwerkingtreding vanaf 1 januari 2020. Voor de renteaftrekbeperking geldt een bijzondere overgangsclausule voor nationale regels die even effectief zijn als de voorgestelde bepalingen. Deze "grandfathering" clausule zal uiterlijk eindigen op 1 januari 2024.
 
 
 
 

Bron: PwC

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht

6

Gerelateerde artikelen