De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU om duidelijkheid te krijgen over de gevolgen van de per-element benadering voor het Nederlandse fiscale eenheidsregime.
Op basis van het EU recht moet per voordeel van een nationaal consolidatieregime, zoals de Nederlandse fiscale eenheid, worden beoordeeld of dit regime in strijd is met het EU recht. De Hoge Raad oordeelde eerder dat deze per-element benadering niet van toepassing is, maar stelde op 8 juli 2016 toch vragen aan het Hof van Justitie EU (hierna: HvJ EU) in twee zaken waarin een beroep wordt gedaan op een individueel voordeel van de fiscale eenheid. De vraag is of een voordeel dat in een binnenlandse situatie behaald kan worden door een fiscale eenheid te vormen, geweigerd mag worden in grensoverschrijdende EU situaties.
Wat betekent dit?
De mogelijke gevolgen voor een bedrijf zijn afhankelijk van het antwoord dat het HvJ EU zal geven op de aan hem gestelde vragen. Er is nog geen datum bekend waarop deze zaken behandeld zullen worden. Zodra het HvJ EU uitspraak heeft gedaan, zal de Nederlandse nationale rechter uitspraak doen over de daadwerkelijke gevolgen in de voorliggende zaken.
De uitspraak kan veranderingen meebrengen in de toepassing van, onder andere, de vennootschapsbelasting. De specifieke elementen waarvan het Hof van Justitie EU zal testen of deze in strijd zijn met het EU recht zijn:
- de niet-aftrekbaarheid van valutaresultaten van EU deelnemingen die niet in een Nederlandse fiscale eenheid gevoegd kunnen worden; en
- de beperking van renteaftrek ten aanzien van een schuld aan een groepsmaatschappij waarbij de fondsen zijn gebruikt om een kapitaalstorting in een EU deelneming te doen.
Deze beperking zou niet van toepassing zijn indien de EU deelneming in een Nederlandse fiscale eenheid gevoegd had kunnen worden.
Heeft een bedrijf deelnemingen in de EU? Dan raadt PwC aan om met een belastingadviseur te bespreken of het in de situatie zinvol is om een bezwaarschrift in te dienen ter behoud van rechten, en de Belastingdienst te verzoeken om het bezwaarschrift aan te houden totdat uitspraak is gedaan door de Nederlandse nationale rechter.
Achtergrond
Op 2 september 2015 heeft het HvJ EU uitspraak gedaan in een zaak die bekend staat als Groupe Steria SA. In deze zaak oordeelde het HvJ EU dat een individueel voordeel dat voortkomt uit het Franse equivalent van de fiscale eenheid, niet voorbehouden mag worden aan binnenlandse situaties. Het individuele voordeel dient ook in grensoverschrijdende EU situaties toegestaan te worden. Let wel, het arrest biedt geen ruimte om een buitenlandse EU deelneming op te nemen in een fiscale eenheid!
Naar aanleiding van bovenstaand arrest van het HvJ EU is in Nederland een discussie losgebarsten over de mogelijke gevolgen daarvan voor Nederland. De discussie draait om de vraag of dit arrest voor Nederland betekent dat een voordeel, zoals het niet van toepassing zijn van een renteaftrekbeperking door de vorming van een fiscale eenheid, verleend moet worden in situaties waarin de enige reden dat geen fiscale eenheid gevormd kan worden, ligt in het feit dat de andere entiteit in een ander EU land is gevestigd. Dit wordt ook wel de per-element benadering genoemd.
De vragen die de Hoge Raad nu voorlegt aan het HvJ EU zijn erop gericht een antwoord te krijgen op de gevolgen van de per-element benadering voor het Nederlandse belastingrecht. De vragen zijn breed geformuleerd en hebben een praktische insteek. Hoe het HvJ EU ook zal beslissen, PwC verwacht dat deze zaken veel duidelijkheid zullen bieden over een tot nog toe niet eerder behandeld onderwerp.
Bron: PwC
11