Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft op 9 juli 2014 in een besluit enige nieuwe goedkeuringen bekendgemaakt voor de juridische fusie in de vennootschapsbelasting. De nieuwe goedkeuringen houden versoepelingen in voor enige specifieke situaties waardoor de juridische fusie ook in die situaties toepasbaar is. Juridische fusie Kenmerkend element van een juridische fusie is dat de vermogensbestanddelen van de verdwijnende rechtspersoon onder ‘algemene titel' overgaat op de verkrijgende rechtspersoon. De verkrijgende rechtspersoon neemt daardoor wat betreft de rechten en plichten van deze vermogensbestanddelen de plaats in van de verdwijnende rechtspersoon. Deze overgang geldt fiscaal als een overdracht. Er bestaat een fiscale faciliteit voor de juridische fusie waardoor de winst behaald bij de overdracht van de vermogensbestanddelen onder voorwaarden niet wordt belast. Deze voorwaarden zijn neergelegd in zogeheten standaardvoorwaarden en eventueel aanvullende voorwaarden waarmee de fiscus de fiscale claims op de overgedragen vermogensbestanddelen behoudt. Naast de standaardvoorwoorden en aanvullende voorwaarden bestaat ook ministerieel beleid of, en zo ja hoe de fiscale faciliteit voor juridische fusies in specifieke situaties kan worden toegepast. Dit beleid wordt neergelegd in zogeheten goedkeuringen en beleidsstandpunten. Nieuwe goedkeuringen De belangrijkste nieuwe goedkeuringen en beleidsstandpunten zijn: Een juridische fusie met terugwerkende kracht is onder voorwaarden ook mogelijk bij fusies waarbij winst wordt genomen en bij grensoverschrijdende fusies. Terugwerkende kracht van een juridische fusie wordt niet verleend als sprake is van een incidenteel fiscaal voordeel. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de terugwerkende kracht ertoe leidt dat de winst of het verlies van de verdwijnende rechtspersoon kan worden verrekend met winsten of verliezen van rechtspersonen waarmee de verkrijgende vennootschap in een fiscale eenheid is opgenomen en die niet bij de juridische fusie zijn betrokken. Het ‘meegeven' van verliezen aan de verkrijgende rechtspersoon kan zonder een verzoek aan de inspecteur plaatsvinden. Ook enige andere aanspraken van de verdwijnende rechtspersoon kunnen onder voorwaarden aan de verkrijgende rechtspersoon worden meegegeven. Daarbij zijn voorwaarden toegevoegd voor aanspraken als: de innovatiebox, de opwaarderingsreserve, de objectvrijstelling, de deelnemingsverrekening en de verrekening buitenlandse ondernemingswinsten. De inspecteur mag nu ook verzoeken om juridische fusie met buitenlandse of gedeeltelijk belastingplichtige rechtspersonen in behandeling nemen. Te laat ingediende verzoeken om juridische fusie kunnen onder voorwaarden toch worden ingewilligd. Dat is kort gezegd het geval als alleen het fusieverzoek te laat is ingediend (niet vóór de feitelijke fusie) maar voor het overige aan alle voorwaarden voor een juridische fusie is voldaan. Verder mag de overdracht van de onderneming bij de verdwijnende of verkrijgende rechtspersoon nog niet hebben geleid tot een onherroepelijk vaststaande aanslag en waarbij een belaste overdracht het uitgangspunt was. Het besluit treedt op 11 juli 2011 in werking en werkt terug tot en met 30 juni 2014.
Juridische fusie
Kenmerkend element van een juridische fusie is dat de vermogensbestanddelen van de verdwijnende rechtspersoon onder ‘algemene titel' overgaat op de verkrijgende rechtspersoon. De verkrijgende rechtspersoon neemt daardoor wat betreft de rechten en plichten van deze vermogensbestanddelen de plaats in van de verdwijnende rechtspersoon. Deze overgang geldt fiscaal als een overdracht. Er bestaat een fiscale faciliteit voor de juridische fusie waardoor de winst behaald bij de overdracht van de vermogensbestanddelen onder voorwaarden niet wordt belast. Deze voorwaarden zijn neergelegd in zogeheten standaardvoorwaarden en eventueel aanvullende voorwaarden waarmee de fiscus de fiscale claims op de overgedragen vermogensbestanddelen behoudt. Naast de standaardvoorwoorden en aanvullende voorwaarden bestaat ook ministerieel beleid of, en zo ja hoe de fiscale faciliteit voor juridische fusies in specifieke situaties kan worden toegepast. Dit beleid wordt neergelegd in zogeheten goedkeuringen en beleidsstandpunten.
Nieuwe goedkeuringen
De belangrijkste nieuwe goedkeuringen en beleidsstandpunten zijn:
- Een juridische fusie met terugwerkende kracht is onder voorwaarden ook mogelijk bij fusies waarbij winst wordt genomen en bij grensoverschrijdende fusies.
- Terugwerkende kracht van een juridische fusie wordt niet verleend als sprake is van een incidenteel fiscaal voordeel. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de terugwerkende kracht ertoe leidt dat de winst of het verlies van de verdwijnende rechtspersoon kan worden verrekend met winsten of verliezen van rechtspersonen waarmee de verkrijgende vennootschap in een fiscale eenheid is opgenomen en die niet bij de juridische fusie zijn betrokken.
- Het ‘meegeven' van verliezen aan de verkrijgende rechtspersoon kan zonder een verzoek aan de inspecteur plaatsvinden.
- Ook enige andere aanspraken van de verdwijnende rechtspersoon kunnen onder voorwaarden aan de verkrijgende rechtspersoon worden meegegeven. Daarbij zijn voorwaarden toegevoegd voor aanspraken als: de innovatiebox, de opwaarderingsreserve, de objectvrijstelling, de deelnemingsverrekening en de verrekening buitenlandse ondernemingswinsten.
- De inspecteur mag nu ook verzoeken om juridische fusie met buitenlandse of gedeeltelijk belastingplichtige rechtspersonen in behandeling nemen.
- Te laat ingediende verzoeken om juridische fusie kunnen onder voorwaarden toch worden ingewilligd. Dat is kort gezegd het geval als alleen het fusieverzoek te laat is ingediend (niet vóór de feitelijke fusie) maar voor het overige aan alle voorwaarden voor een juridische fusie is voldaan. Verder mag de overdracht van de onderneming bij de verdwijnende of verkrijgende rechtspersoon nog niet hebben geleid tot een onherroepelijk vaststaande aanslag en waarbij een belaste overdracht het uitgangspunt was.
Het besluit treedt op 11 juli 2011 in werking en werkt terug tot en met 30 juni 2014.
Bron: PwC
566