Instellingen met de status als algemeen nut beogende instelling (hierna: ANBI) hebben sinds de Geefwet meer mogelijkheden gekregen om commerciële activiteiten te ontplooien voor het goede doel. De afgelopen maanden is uit rechtspraak gebleken dat ANBI's zorgvuldig met deze verruiming om moeten gaan.
Uit een aantal recente gerechtelijke uitspraken blijkt namelijk dat doelactiviteiten die min of meer commercieel zijn een belemmering kunnen zijn voor de ANBI-status. Naar onze mening is dit ten onrechte.
Wat betekent dit voor instellingen?
Uit recente uitspraken blijkt dat de Belastingdienst en fiscale rechters bij de beoordeling van de ANBI-status nauwlettend aandacht besteden aan de tariefstelling van de doelactiviteiten die de instelling verricht. Als toetsingskader hanteert men daarbij hoe het publiek de tariefstelling van deze activiteiten ervaart. Indien de vergoeding die de instelling voor een doelactiviteit vraagt min of meer gelijk is aan wat in de markt gebruikelijk is, kan dit een gevaar vormen om de ANBI-status te verkrijgen of te behouden. Dat de vergoeding vanuit de organisatie bezien slechts kostendekkend of zelfs verliesgevend is, zou hier volgens sommige rechters niets aan afdoen.
Reactie PwC
PwC kan zich niet vinden in de door bovenstaande rechters gehanteerde invulling van het begrip ‘commercieel tarief'. De wetgever heeft namelijk in de toelichting op de Uitvoeringsregeling Geefwet aangegeven, dat pas sprake is van een commercieel tarief, indien het tarief de integrale kostprijs te boven gaat teneinde een voordeel te behalen. Een dergelijk structureel winstbeogend karakter ontbreekt volgens PwC bij het katholiek nieuwsblad en de gehandicaptenreisorganisatie en verschillen daarmee niet wezenlijk van de situatie in de zaak van de watersportstichting.
Met de Geefwet is beoogd het particuliere initiatief mede langs fiscale weg te stimuleren. Het valt te hopen dat de gerechtelijke uitspraken bij de wetgever onder de aandacht worden gebracht, zodat hij kan verduidelijken welke uitleg hij voor ogen staat. Alleen op deze manier kan de doelstelling van de Geefwet ook effectief gestalte krijgen.
Uitkomst van de gerechtelijke uitspraken
Op 7 juli 2015 oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat terecht de ANBI-status was ingetrokken bij een stichting die het katholieke geloof verkondigt door middel van het uitgeven van een weekblad. Het abonnementsgeld dat de stichting vroeg bleek niet af te wijken van de abonnementsprijzen van andere (commerciële) weekbladen. Het Hof nam hierdoor aan dat abonnees van het katholieke nieuwsblad een in het economische verkeer, min of meer normale prijs voor het blad ervaarden. Deze omstandigheid bracht mee dat de stichting primair de particuliere belangen van haar abonnees dient, aldus het Hof. Dat de uitgeefactiviteiten sinds de oprichting 1983 structureel verlieslatend waren voor de stichting, veranderde niets aan dit oordeel.
Om vergelijkbare redenen weigerde Hof Arnhem-Leeuwarden eerder dit jaar al de ANBI-status te verlenen aan een reisorganisatie voor verstandelijk gehandicapten. De organisatie maakt gebruik van meer dan 300 vrijwilligers, die de reizigers begeleiden en in hun eigen kosten voorzien voor onder andere voeding en verzekering. De reizigers betalen een reissom die niet lager ligt dan de reissom van commerciële reisbureaus. Vanwege de marktconforme vergoeding die belanghebbende vraagt, oordeelt het Hof dat de inspecteur terecht de ANBI-status heeft ingetrokken. Het verlenen van zorg in de vorm van begeleiding is slechts van bijkomende aard, zo besluit het Hof zijn overwegingen.
Dat de zaak ook anders uit kan pakken, bewijst een uitspraak die Rechtbank Gelderland op 30 juli 2015 heeft gedaan. Het ging in deze zaak om een stichting die watersportactiviteiten aanbiedt aan lichamelijk of verstandelijk gehandicapten. De Rechtbank merkte de stichting aan als ANBI omdat de door de stichting gevraagde tarieven minder dan de helft van de kosten dekten en daarmee dus niet min of meer commercieel waren.
Bron: PwC
0