De aankomende vier quick fixes in de btw moeten het leven van de ondernemer met intracommunautaire handel vereenvoudigen. Die missie lijkt slechts deels geslaagd. "Vereenvoudigingen zijn prettig, maar er zijn nog onduidelijkheden," zegt btw-specialiste Madeleine Merkx. "En het btw-identificatienummer als materieel vereiste voor toepassing van het nultarief bij een intracommunautaire transactie heeft in bepaalde gevallen een keiharde uitwerking. De onschuldige ondernemer loopt meer dan nu het risico op een btw-naheffing."

Quick fixes

Vereenvoudigde en geharmoniseerde regels voor voorraad op afroep en voor het bewijs van intracommunautair vervoer van goederen, het btw-identificatienummer als materiële voorwaarde voor toepassing van het btw-nultarief en een specifieke regeling voor ketentransacties. Dit zijn de vier quick fixes uit de Europese Richtlijn voor harmonisatie en vereenvoudiging van het intracommunautair handelsverkeer. Nederland moet deze Europese Richtlijn implementeren in nationale wetgeving. De hiervoor gestarte internetconsultatie is inmiddels gesloten en heeft enkele kritische noten opgeleverd, onder andere van de NOB. Het uiteindelijke implementatiewetsvoorstel zal worden ingediend op Prinsjesdag.

De vier btw-quick fixes moeten ingaan per 1 januari 2020 en veranderen op enkele belangrijke punten de btw-regels voor internationale handel. Merkx, partner bij BDO en professor aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, legt uit dat drie van de vier quick fixes tot stand zijn gekomen op verzoek van het bedrijfsleven. "Het betreft de vereenvoudiging voor call-off-stock (voorraad op afroep) en de ABC-transactie (ketentransactie) en een praktische bewijsregeling voor het intracommunautaire goederenvervoer. De materiële eis van een geldig btw-identificatienummer van de afnemer en een correcte Opgaaf Intracommunautaire Prestaties (ICP) voor toepassing van het btw-nultarief, zijn uit de koker van de EU-lidstaten. Met name deze laatste quik fix doet voor ondernemers ‘pijn’.”

ABC-verlichting

De specifieke regeling voor ketentransacties noemt Merkx de meest prettige vereenvoudiging en een beduidende verlichting voor btw-ondernemers. De regeling bepaalt aan welke van de opvolgende leveringen in de keten het intracommunautaire vervoer/verzending van de goederen moet worden toegeschreven. Alleen die levering kwalificeert als de intracommunautaire levering. De overige leveringen binnen de keten zijn dan binnenlandse leveringen. Merkx: “Als partij B de goederen die hij afneemt van partij A zelf vervoert of laat vervoeren naar de in een andere lidstaat gesitueerde eindafnemer C, is het antwoord op de vraag waar C de beschikkingsmacht over de goederen krijgt nu nog de cruciale factor. Dat wordt aanzienlijk eenvoudiger. Vanaf 2020 geldt de regel dat als B aan A een btw-identificatienummer geeft van een andere lidstaat dan de lidstaat van vertrek van de goederen, A het btw-nultarief mag toepassen. Geeft B het btw-identificatienummer van de lidstaat van vertrek, dan is voor A sprake van een binnenlandse levering tegen lokale btw. De intracommunautaire levering speelt zich dan af tussen B en C. Dat A mag afgaan van het van B ontvangen btw-identificatienummer is de grote vereenvoudiging. A heeft meer zekerheid dan nu.”

“Dat B ook echt de goederen vervoert, daar zit, gelet op het Euro Tyre-arrest, voor A nog een risico,” waarschuwt Merkx. “Wat als de goederen worden opgehaald door een chauffeur van C en A weet dat niet? Ik mag aannemen dat als A zich als zorgvuldig handelaar gedraagt, hij niet achteraf kan worden geconfronteerd met een btw-correctie. Maar zeker is dit niet.”

Call-off-stock-versobering

De regels voor voorraad op afroep komen overeen met de huidige Nederlandse call-off-stock-regeling. Merkx noemt als voordeel van deze quick fix dat alle lidstaten vanaf 2020 dezelfde regels hanteren en wie aan die regels voldoet hoeft geen btw aan te geven in het land waar de voorraad wordt aangehouden. Wel waarschuwt zij voor twee versoberingen voor Nederlandse btw-ondernemers. “Binnen 12 maanden na de overbrenging van de goederen naar de lidstaat van bestemming, moet de afnemer aldaar de goederen uit de voorraad hebben gehaald. De leverancier moet anders zijn goederen terughalen, om alsnog registratie in het voorraadland te voorkomen. De andere versobering is de verplichte registratie van de afnemer van de goederen. Deze afnemer mag tussentijds worden vervangen, mits de ondernemer/leverancier dit in het register vastlegt. De goederen overbrengen terwijl je niet weet wie je afnemer(s) zijn, is uit den boze. Verder verwacht ik dat de Nederlandse goedkeuring voor call-off- en consignment-stock zal worden ingetrokken. Ook dat is een versobering, want de Nederlandse regeling voor voorraad op afroep is ruimer dan de per 1 januari 2020 in werking tredende verplichte EU-regeling.”

Een kwestie van bewijs

De quick fix van twee weerlegbare vermoedens als bewijs voor het intracommunautaire vervoer of verzending naar een andere lidstaat is slechts beperkt toepasbaar. Voor toepassing van het btw-nultarief moet de leverancier die de goederen vervoert kort gezegd beschikken over twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken afkomstig van twee onafhankelijk van elkaar zijnde partijen. Vervoert de afnemer de goederen dan is een verklaring van de afnemer noodzakelijk plus twee bewijsstukken. Welke bewijsstukken voor het intracommunautaire vervoer kwalificeren, staat in de btw-Uitvoeringsverordening die ingaat op 1 januari 2020. "Deze als praktisch bestempelde regeling is bepaald niet eenvoudig", legt Merkx uit. "Je hebt twee vervoersdocumenten nodig, zoals een CMR-document of factuur van de vervoerder. Andere optie is één vervoersdocument in combinatie met een verzekeringsovereenkomst voor het vervoer dan wel een bankdocument als betalingsbewijs voor het vervoer, of een officieel notarieel document waarin de aankomst van de goederen wordt bevestigd, of een ontvangstbewijs van een entrepothouder. Voor de Nederlandse situatie is alleen de combinatie van twee vervoersdocumenten realistisch en de combinatie van een vervoersdocument met verzekeringsovereenkomst/bankdocument."

"Wat de regeling extra lastig maakt", vervolgt Merkx, "is de eis dat de bewijsstukken moeten zijn uitgereikt door twee partijen die onafhankelijk van elkaar zijn. Hoe ga je hiermee om als bijvoorbeeld de afnemer en de leverancier onderdeel zijn van hetzelfde concern? De nieuwe regeling van (weerlegbaar) bewijsvermoeden is een extra mogelijkheid naast de bestaande praktijk voor het leveren van bewijs dat de goederen zijn vervoerd of verzonden naar een andere lidstaat. Nu het nieuwe bewijsvermoeden alleen in bepaalde gevallen toepasbaar is, verwacht ik dat de praktijk hier beperkt gebruik van zal maken."

Merkx vraagt zich ook af wat er nu gaat gebeuren met het vaste beleid voor de afhaalverklaring (afhaaltransacties met vaste afnemers). "Verdwijnt deze verklaring met de implementatie van het nieuwe bewijsvermoeden? Wat mij betreft zouden beide regelingen naast elkaar kunnen blijven bestaan. Ik zie geen aanleiding waarom het beleid rondom de afhaalverklaring zou moeten worden ingetrokken."

Btw-identificatienummer als machtig wapen

Tot slot nog de materiële voorwaarde van een geldig en juist btw-identificatienummer van de afnemer om het btw-nultarief te kunnen toepassen. Deze quick fix roept de meeste vragen op. “Duidelijkheid is meer dan gewenst”, vindt Merkx. “Moet de ondernemer per transactie het btw-identificatienummer van zijn afnemer controleren of periodiek en op welk moment? Bij heel veel transacties is een check per transactie niet te doen. Bij een periodieke controle, bijvoorbeeld maandelijks, bestaat het risico dat het nummer in de loop van die maand is ingetrokken. Bovendien is de Europese database van btw-identificatienummers (VIES) niet altijd up to date: ondernemers die er wel in hadden moeten staan, staan er nog niet in en lidstaten trekken nummers met terugwerkende kracht in.”

De eis van een juist btw-identificatienummer van de juiste afnemer op het juiste moment geeft de Belastingdienst een machtig wapen in fraudezaken. Merkx: “Dat is de bedoeling van deze quick fix, maar daarmee raak je ook de onschuldige ondernemer, die vanwege alle onduidelijkheid onbedoeld uitgaat van een mogelijk onjuist btw-identificatienummer. Bovendien raak je met de maatregel niet de echte fraudeurs. Nu gaat de onschuldige ondernemer die geen wetenschap had van de fraude vaak nog vrijuit. Vanaf 2020 is voor hem een btw-naheffing een stuk dichterbij als hij geheel onopzettelijk is uitgegaan van het btw-identificatienummer van een schijn-afnemer in plaats van de daadwerkelijke afnemer.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

79

Gerelateerde artikelen