De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aan een man in rekening gebrachte revisierente vanwege de afkoop van zijn lijfrenteverzekeringen geen buitensporige last vormt.
De zaak (9 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:167) verloopt als volgt. Een man koopt zijn twee lijfrenteverzekeringen af in 2012. Over de afkoop is de man inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen en revisierente verschuldigd. De man is het niet eens met de hem in rekening gebrachte revisierente. Als iemand bij langdurige arbeidsongeschiktheid zijn lijfrente afkoopt is er immers ook geen revisierente verschuldigd (artikel 3.133 lid 9 Wet IB 2001). Ook is hij het niet eens met de premies volksverzekeringen. Als hij de termijnen regulier zou hebben ontvangen zou hij na de AOW-gerechtigde leeftijd immers ook geen AOW-premies meer verschuldigd zijn.
 
De Hoge Raad maakt korte metten met de argumenten van de man. De regeling voor afkoop van een lijfrente zonder revisierente in geval van arbeidsongeschiktheid bestaat pas sinds 2015, dus niet toen hij zijn lijfrenten afkocht. De man maakt op geen enkele wijze aannemelijk dat de revisierente hem zwaarder treft dan anderen. Er is geen sprake van een buitensporige last. Ook brengt de omstandigheid dat AOW-gerechtigden geen AOW-premie meer hoeven te betalen niet met zich mee dat deze premieheffing bij afkoop vóór AOW-leeftijd dan ook maar buiten beschouwing moet blijven.

Belang voor de praktijk

Op deze uitspraak valt maar weinig af te dingen. De man had ook niet echt goede argumenten om zijn zaak kracht bij te zetten. Bij afkoop houdt de uitvoerder geen revisierente in. Dat is een aangelegenheid die speelt in de relatie tussen belastingplichtige en Belastingdienst. Wel houdt de uitvoerder in beginsel 52% loonheffing in, en mogelijk nog een inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (2018: 5,65%). Het toptarief inkomstenbelasting is voor 2018 verlaagd naar 51,95%. Uitvoerders mogen dit iets lagere percentage ook gebruiken bij afkoop. Dit volgt uit de Nieuwsbrief Loonheffingen 2018, nummer 3, punt 19, van de Belastingdienst.
 
Bij de afkoop van een kleine lijfrente is de belastingplichtige geen revisierente verschuldigd. Van een kleine lijfrente is sprake bij een afkoopsom van maximaal € 4.351 (bedrag 2018). Zie ook artikel 3.133, lid 2, onderdeel d, Wet IB 2001. De kleine lijfrente mag dan nog niet uitkeren. Bovendien moet de lijfrentegerechtigde zijn kleine lijfrente in zijn geheel opnemen. Een gedeeltelijke afkoop is niet toegestaan. Dat is anders bij een afkoop vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. Daar is een gedeeltelijke afkoop wel toegestaan.
 
Lees ook het thema Lijfrenten.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting

9

Gerelateerde artikelen