Hof Den Bosch oordeelt dat de lijfrentepremie in verband met afstorten van stakingswinst en een fiscale oudedagsreserve betaald aan een bv niet aftrekbaar is. De stakende ondernemer slaagt er niet in om aannemelijk te maken dat de lijfrente is bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van zijn onderneming aan de betreffende bv.
De zaak (19 oktober 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4036) verloopt als volgt. Een man besluit in 2013 om zijn aandeel in een maatschap te verkopen aan C bv. Voor een deel van de gerealiseerde stakingswinst en de opgebouwde oudedagsreserve bedingt hij een lijfrente van
A bv. Hij trekt de koopsom voor deze lijfrente er grootte van € 400.000 af bij zijn aangifte inkomstenbelasting.
De inspecteur weigert de aftrek en corrigeert de aangifte. Ter onderbouwing van de correctie wijst hij op het bepaalde in art. 3.126, lid 1, onderdeel a, ten tweede, Wet IB 2001. Premies voor lijfrenten worden onder meer in aanmerking genomen als zij zijn verschuldigd aan een in Nederland gevestigd lichaam, onder de voorwaarde dat de lijfrenten zijn bedongen als tegenprestatie voor de (gedeeltelijke) overdracht van een onderneming.
Hof Den Bosch oordeelt dat de man er niet in slaagt om aannemelijk te maken dat overdracht van de onderneming heeft plaatsgevonden aan A bv, de bv waarbij hij de lijfrente heeft bedongen. De onderneming – het maatschapsaandeel – is immers overgedragen aan C bv. Er is dan ook geen lijfrente bedongen als tegenprestatie voor een overdracht. De rechter stelt de inspecteur in het gelijk.
Belang voor de praktijk
Voor zelfstandig ondernemers zijn er bijzondere mogelijkheden voor een lijfrentevoorziening. Eén van deze mogelijkheden is om stakingswinst om te zetten in een lijfrenteaanspraak. Dit wordt ook wel de regeling van de stakingslijfrente genoemd. Deze regeling blijft onder de Wet toekomst pensioenen bestaan, ondanks dat de mogelijkheden van pensioenopbouw voor zelfstandig ondernemers aanzienlijk worden verbeterd. Van deze faciliteit kan alleen gebruik gemaakt worden voor zover er winst wordt behaald bij of met het staken van (een gedeelte van) de onderneming. Tot de stakingswinst behoren onder andere:
- gerealiseerde stille reserves (= de verkoopwinst op de verschillende activa);
- gerealiseerde goodwill;
- door de staking vrijgevallen oudedagsreserve.
De stakingswinst is in beginsel regulier belast. De belastingheffing kan daarbij oplopen tot 49,5 procent. Wel kan er bij staking gebruik worden gemaakt van de zogenaamde stakingsaftrek van in beginsel € 3.630. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van de MKB-winstvrijstelling. Deze vrijstelling bedraagt 14% van de winst die is verminderd met de ondernemersaftrek.
Belastingheffing ineens kan (gedeeltelijk) voorkomen worden door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. De stakingslijfrente kan zijn vormgegeven als een (tijdelijke) oudedagslijfrente en/of een nabestaandenlijfrente. De stakingswinst kan worden afgestort op een ‘gewone’ lijfrenterekening, zoals de rekening Aanvullende PensioenOpbouw (APO).
De hoogte van de aftrek is gemaximeerd en aan voorwaarden verbonden.
- Er geldt een maximum van € 510.970 (2023) als de ondernemer bij staking maximaal 5 jaar jonger is dan de AOW gerechtigde leeftijd of voor minimaal 45 procent arbeidsongeschikt is en de lijfrente-uitkeringen binnen 6 maanden na staking ingaan.
- Er geldt een maximum van € 255.495 (2023) als de ondernemer bij staking maximaal 15 jaar jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd is of, indien hij jonger is, de lijfrentetermijnen direct ingaan.
- Er geldt een algemeen maximum van € 127.755 (2023).
De bovengenoemde bedragen moeten worden verminderd met de aanspraken op grond van een pensioenregeling die de ondernemer als zelfstandig ondernemer heeft opgebouwd, Wet IOAZ, bedrijfsbeëindigingsstamrechten, de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar, de eerder gebruikte jaarruimte en reserveringsruimte. Ook moet een eerder gebruikte omzetting van stakingswinst in mindering worden gebracht. De mogelijkheid tot aftrek geldt per ondernemer en niet per staking.
Het is mogelijk dat de ondernemer komt te overlijden. Ook bij overlijden is er sprake van staking (in fiscale zin). De nabestaanden van de ondernemer kunnen dan de stakingswinst omzetten in een direct ingaande stakingslijfrente onder de hiervoor beschreven voorwaarden. Aanvullend moet in de lijfrenteovereenkomst worden vermeld dat een beroep wordt gedaan op art. 3.131 Wet IB 2001. Nationale-Nederlanden verzorgt dat met een addendum bij de overeenkomst.
Tijdstip aftrek
Voor lijfrenteaftrek geldt de voorwaarde dat uiterlijk op 31 december van het jaar waarop de aftrek betrekking heeft, wordt ingelegd op een lijfrentevoorziening, zoals een lijfrenterekening. De stakende ondernemer heeft iets meer tijd. Voorwaarde is dat binnen zes maanden na het einde van het kalenderjaar waarin de onderneming is gestaakt, wordt ingelegd op de lijfrenterekening. Bij een staking in 2022 moet de inleg dus uiterlijk 30 juni 2023 aan de verzekeraar zijn betaald.
Lees ook het thema Stakingswinst.
Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden