De tussentijdse looptijdverkorting van de 30%-regeling voor bestaande gevallen is voor Leo Stevens de zoveelste bevestiging dat respect voor de bestuurlijke beginselen kennelijk niet meer in de genen zit van onze bestuurders. "Een trieste constatering," vindt de emeritus hoogleraar fiscale economie van de EUR.

Looptijdverkorting ook voor bestaande gevallen

Het kabinet wil per 1 januari 2019 de looptijd van de 30%-regeling voor werknemers uit en naar het buitenland verkorten van acht naar vijf jaar. Deze verkorting geldt zowel voor nieuwe als bestaande gevallen. Ook voor het belastingvrij vergoeden van de werkelijke extraterritoriale kosten gaat een maximumperiode van vijf jaar gelden. Dat het kabinet de looptijd van de regeling voor bestaande gevallen niet eerbiedigt, zorgt voor veel onrust. In een eerder artikel voor TaxLive gaven Frank Mélotte en Huub Kapel (LIMES international) al aan dat respectering van bestaande gevallen toch het minste is wat men van een betrouwbare overheid mag verwachten.

Discutabel

Stevens, die zich nog altijd met hart en ziel inzet voor kwaliteitsverbetering van de fiscale rechtstoepassing, kan niet anders dan deze zienswijze van Mélotte en Kapel beamen. "Op zichzelf genomen zijn in de kabinetsreactie op de evaluatie van de 30%-regeling begrijpelijke argumenten aangevoerd voor de looptijdverkorting: de regeling wordt hierdoor doelmatiger, de beschikking 30%-regeling wordt veelal niet langer gebruikt dan vijf jaar en vrijwel ieder ander land met een vergelijkbare regeling hanteert in de regel een vijfjaarslooptijd.” Desondanks is het zonder enige bestuurlijke schroom doorvoeren van een looptijdverkorting voor bestaande gevallen volgens Stevens zéér aanvechtbaar. “Het kabinet negeert hiermee het vertrouwensbeginsel en vindt het kennelijk zelfs niet nodig deugdelijk te onderbouwen waarom de eerbiedigende werking van dit soort regelingen niet behoeft te worden gerespecteerd .Dat is een verkeerd signaal richting belastingplichtigen. Regelgeving en uitvoering moeten worden gedragen door fundamentele rechtsbeginselen. Deze inbreuk is de zoveelste toevoeging aan de lijst van beleidsregels die de betrouwbaarheid van de overheid ondermijnen."

Geloofwaardigheid op spel

Met onmiskenbaar onredelijke wetgeving beschadigt het kabinet de belastingmoraal. In zijn meest recente boek 'Vertrouwen in de toekomst; vertrouwen in elkaar' maakt Stevens een brede inventarisatie van de factoren die de afgelopen tijd afbreuk hebben gedaan aan het rechtsstatelijke karakter van het Nederlandse belastingstelsel en die mede hebben geleid tot aantasting van het positieve imago van de Belastingdienst. Het zonder enige onderbouwing met drie jaar verkorten van de maximale looptijd van de 30%-regeling voor bestaande gevallen, past in de daarin opgenomen reeks. Het voelt als een typisch staaltje onredelijkheid.

Het kabinet had dit gevoel volgens Stevens ten minste kunnen pogen te verzachten door het rechtsstatelijke dilemma rond deze maatregel duidelijk in kaart te brengen. Het had kunnen aangeven dat de pro’s en contra’s van de looptijdverkorting óók voor bestaande gevallen serieus zijn gewikt en gewogen, maar dat ondanks alle beginselrechtelijke bezwaren integrale bekorting toch de beste optie is gebleken. “Bestuurlijke integriteit vereist dat je als overheid zoekt naar een evenwichtige afweging van alle in het geding zijnde belangen en niet simpelweg voorrang geeft aan het budgettaire belang.”

Inbreuk op het draagkrachtbeginsel

Stevens is overigens geen voorstander van de 30%-regeling. Het stoort hem dan ook dat in de kabinetsreactie met geen woord is gerept over de inbreuk van deze instrumenteel gemotiveerde regeling op het draagkrachtbeginsel. “Daarom had naast de duur van de fictieve 30%-aftrek en de optie voor de partiële buitenlandse belastingplicht, ook aandacht moeten worden besteed aan de suggestie een maximumbedrag in te voeren voor de aftrek of onbelaste vergoeding van de extraterritoriale kosten. De ongelimiteerde toepassing vormt immers de meest schrijnende inbreuk op het draagkrachtbeginsel. Inbouw van zo’n maximumbedrag zou de regeling meer maatschappelijk draagvlak hebben gegeven.”

Als het aan Stevens ligt verdwijnt uiteindelijk de 30%-regeling, maar dan wel op een doordachte en fatsoenlijke manier. “Het was beter geweest als de wens tot verdergaande aanpassing van de regeling gepaard was gegaan met gerichte beleidsacties om op EU-niveau af te spreken dat alle lidstaten met dit soort schadelijke belastingconcurrentie stoppen en dat zij dat uiteraard doen op een wijze die een rechtsstaat betaamt.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Loonbelasting

Focus: Focus

4

Gerelateerde artikelen