Met een op Prinsjesdag ingediend wetsvoorstel wil het kabinet de liquidatie- en stakingsverliesregeling in de vennootschapsbelasting beperken. Volgens Ben Kiekebeld van EY is die ingrijpende beperking helemaal niet nodig. Wat politiek als probleem wordt gezien, is namelijk ook op te lossen met een simpel alternatief. "Een maatregel vergelijkbaar met de voorgenomen verliesverrekeningsbeperking, haalt de angel uit het politieke pijnpunt dat internationale bedrijven door de liquidatieverliesregeling in Nederland geen belasting betalen."

Angel

Met de voorgestelde beperking van de liquidatie- en stakingsverliesregeling wil het kabinet meer evenwicht aanbrengen in de belastingheffing over winsten van multinationals. Door de aftrek van liquidatieverlies betalen internationale concerns nu geen of nauwelijks belasting in Nederland, zo is de redenering achter dit van oorsprong initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Snels, Leijten en Nijboer. Het is dit initiatiefwetsvoorstel dat het kabinet op hoofdlijnen heeft omarmd.

Drieledig

De voorgestelde beperking van de liquidatieverliesregeling − en in het verlengde de stakingsverliesregeling − moet per 1 januari 2021 ingaan. De beperking is drieledig: temporeel, kwantitatief en territoriaal.

Temporele beperking

Door de temporele beperking is het tijdstip waarop een liquidatie- of stakingsverlies kan worden genomen straks niet meer naar willekeur te plannen. Er gaat een driejaarsperiode gelden: het liquidatieverlies komt alleen voor aftrek in aanmerking als de vereffening is voltooid binnen drie kalenderjaren na het kalenderjaar waarop de onderneming van de ontbonden deelneming (nagenoeg) geheel is gestaakt, dan wel, indien dat eerder is, het besluit daartoe is genomen. Voor vereffening buiten deze driejaarsperiode geldt een tegenbewijsregeling. Het liquidatieverlies is dan alleen aftrekbaar als de belastingplichtige aannemelijk maakt dat vereffening om zakelijke redenen meer tijd in beslag neemt en dat het op een later tijdstip voltooien van de vereffening niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting.

Kiekebeld, Associate Partner Tax bij EY, kan zich de temporele beperking wel voorstellen. “Dat het kabinet paal en perk wil stellen aan het aftrekmoment van het liquidatieverlies op een deelneming is begrijpelijk. Met de tegenbewijsregeling in de hand, kan de praktijk hier wel mee uit de voeten, zeker in buitenlandsituaties waar vereffening vaak een langdurig juridisch traject is.”

Materiële beperking

Naast de voorgestelde temporele beperking is er de materiële beperking. Die beperking houdt in dat een liquidatieverlies van meer dan € 5 miljoen per geliquideerde deelneming alleen nog aftrekbaar is als sprake is van doorslaggevende zeggenschap. De Nederlandse moeder moet kort gezegd meer dan 50% van de stemrechten bezitten (kwantitatieve beperking) en de ontbonden deelneming moet gevestigd zijn in Nederland, in een andere EU/EER-staat of in een staat waarmee de EU een specifieke associatieovereenkomst heeft gesloten (territoriale beperking). Voor de stakingsverliesregeling geldt overigens wel de territoriale beperking, maar niet de kwantitatieve beperking.

Derde landen uitgezonderd

Door de kwantitatieve beperking van een doorslaggevende zeggenschap schermt het kabinet de liquidatieverliesregeling af tot situaties die onder het bereik vallen van de Europeesrechtelijke vrijheid van vestiging. Belastingplichtigen zouden anders alsnog, met een beroep op de vrijheid van kapitaalverkeer, de aftrek van liquidatieverlies op deelnemingen in derde landen kunnen claimen.

Vraagtekens

Bij die afscherming kun je vraagtekens plaatsen, zegt Kiekebeld. “Op dit moment is de liquidatieverliesregeling een generieke maatregel. Deze geldt dus voor alle deelnemingen, ongeacht waar gevestigd, waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is en die is van toepassing bij een belang van 5% of meer. Door de kwantitatieve beperking wordt voor een aftrekbaar liquidatieverlies boven € 5 miljoen dat belang opgeschroefd naar meer dan 50%. Dit heeft grote consequenties met name voor samenwerkingsverbanden, waar niet één partij een doorslaggevende zeggenschap heeft, om zo het ondernemingsrisico beter te verdelen. Door de kwantitatieve beperking voelen bedrijven zich misschien gedwongen om een andere juridische rechtsvorm aan te gaan, zoals bijvoorbeeld de transparante commanditaire vennootschap waarvoor de hele liquidatieverliesregeling niet speelt. Een dergelijke overstap uit nood in plaats van uit vrije keuze, moet je als wetgever niet willen.”

In feite zet het kabinet hiermee een rem op risicovolle ondernemingsinvesteringen, vervolgt Kiekebeld. “Ook de timing van dit hele wetsvoorstel is ongelukkig. Door de coronacrisis ligt een faillissementsgolf in lijn der verwachting met dito liquidatieverliezen als gevolg. Dit zijn reële verliezen waarvan de aftrek straks wordt beperkt.”

Noodzaak ontbreekt

Wat Kiekebeld betreft ontbreekt de noodzaak voor een fundamentele aanpassing van de liquidatieverliesregeling. Hij wijst op de grondgedachte van de regeling dat binnen een concern een geleden verlies uiteindelijk eenmaal in aftrek moet kunnen komen. “Door die grondgedachte komen nog compensabele verliezen van een geliquideerde dochter, die nergens anders meer kunnen worden benut, uiteindelijk voor aftrek in aanmerking bij moeder. Dit is ook in lijn met Europese jurisprudentie. Die grondgedachte dat je ergens het verlies in aftrek moet kunnen brengen is goed voor Nederland, voor de EU, maar ook voor derde landen. Ik vraag me werkelijk af waarom we hier van af willen stappen. Mocht sprake zijn van misbruik, pak dit dan aan met antimisbruikwetgeving, maar niet met een fundamentele wijziging zoals nu voorgesteld.“

Aansluiten bij verliesverrekeningsbeperking

Voor het politieke pijnpunt dat internationale bedrijven door de liquidatieverliesregeling nauwelijks Nederlandse belasting betalen, is die fundamentele wijziging volgens Kiekebeld ook niet nodig. “Het is veel effectiever en simpeler om aan te sluiten bij de voorgestelde beperking van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting. Dit idee wordt ook bepleit door VNO-NCW en MKB-Nederland in hun reactie op het pakket Belastingplan 2021 en het wetsvoorstel tot beperking van de liquidatie-en stakingsverliesregeling. Door aan te sluiten bij de verliesverrekening wordt ook recht gedaan aan de grondgedachte van de liquidatieverliesregeling: het alsnog kunnen benutten van de compensabele verliezen van de geliquideerde dochtermaatschappij die anders verloren gaan.”

Met een nota van wijziging op het Belastingplan 2021 zijn vanaf 2022 verliezen (zowel voorwaarts als achterwaarts) tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar. Bij een hogere winst zijn de verliezen slechts tot 50% van die hogere belastbare winst in een jaar verrekenbaar. Een restantverlies schuift door naar een volgend jaar.

Simpel alternatief

“Een simpele bepaling in de liquidatieverliesregeling, vergelijkbaar met deze aangekondigde verliesverrekeningsbeperking, is afdoende,” aldus Kiekebeld. “Zo maak je geen onderscheid tussen de behandeling van binnenlandse liquidaties en buitenlandse liquidaties binnen de EU en derde landen en handel je dus in overeenstemming met de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van kapitaal. En je voldoet aan de Europeesrechtelijke eis dat finale verliezen in Nederland in aanmerking komen, als deze nergens anders te verrekenen zijn.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2020

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

77

Gerelateerde artikelen