De aangekondigde aanscherping van de substance-eisen per 1 januari 2014 vormen een groot gevaar voor royalty 'doorstroom' vennootschappen, zo waarschuwt drs. Jos Peters van Merlyn International Tax Solutions. Hij luidt de noodklok, omdat de kapitaaleisen voor dergelijke vennootschappen volstrekt niet duidelijk zijn, kleinere royalty-vennootschappen onnodig op kosten worden gejaagd en renseignering op de loer ligt.

Aanscherping substance-eisen

Op dit moment worden eisen gesteld aan schakelvennootschappen die rente of royalty uit het buitenland ontvangen dan wel betalen wanneer zij zekerheid vooraf vragen (ruling) bij het APA-/ATR-team van de Belastingdienst. Het gaat dan om eisen die erop toezien dat bestuur en administratie in Nederland worden gevoerd met een eigen vermogen dat past bij de functies en risico's van de vennootschap. Deze zogeheten substance-eisen gaan vanaf 1 januari 2014 gelden voor alle schakelvennootschappen, dus ook die vennootschappen die niet in aanmerking willen komen voor een ruling.

Kapitaaleis niet te vatten

Met name de kapitaaleis zorgt al jaren voor onduidelijkheid bij royalty vennootschappen. Er zijn namelijk volgens Peters geen richtlijnen voor de hoeveelheid kapitaal die een dergelijke vennootschap als eigen vermogen moet aanhouden. Wanneer de activiteiten van een schakelvennootschap bestaan uit het verstrekken van geldleningen dan is er wel een duidelijke richtlijn. Deze is – uitsluitend voor rente doorstroomlichamen - aangegeven in het oude besluit van 11 augustus 2004 (nr. IFZ2004/126M) voor dienstverleningslichamen die zekerheid vooraf wensen en in artikel 8c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Hierin is opgenomen dat het eigen vermogen wat moet worden aangehouden ter dekking van risico's door een rente 'doorstroom' vennootschap, minimaal gelijk dient te zijn aan 1% van het bedrag van de geldlening, dan wel een bedrag van € 2.000.000.

Voor royalty ‘doorstroom' vennootschappen is deze duidelijkheid er niet en ook niet te geven.  Peters: "het aan te houden eigen vermogen wat passend is bij de functies en risico's van een royalty vennootschap is niet te bepalen, omdat het begrip royalty van geval tot geval sterk varieert. Het kan bijvoorbeeld gaan om licentiebetalingen, operationele lease betalingen, allerlei vormen van consultancy betalingen, betalingen voor technische dienstverlening en management fees."

Peters vindt het onbegrijpelijk dat er nog steeds geen norm is voor de kapitaaleis waar een royalty ‘doorstroom' vennootschap aan moet voldoen, terwijl de substance-eisen nu wel worden aangescherpt. "Men heeft hier in 2001 al van afgezien door een gebrek aan overzicht en ook nu lijkt men zich er niet aan te willen branden, met alle gevolgen van dien. Het royalty artikel in een belastingverdrag fungeert eigenlijk als een rest-artikel qua bronheffingen. Vandaar dat de fiscus op het punt van de royalty's sedert 2001 geen richtlijnen heeft willen vaststellen. Niet valt in te zien dat men dat nu plotseling wel zou kunnen."

Verplichte ruling

Door de aanscherping van de substance-eisen zijn royalty ‘doorstroom' vennootschappen nu al, maar zeker in de toekomst, welhaast genoodzaakt alsnog om zekerheid vooraf te vragen. Met name dergelijke kleine vennootschappen worden hiermee onnodig op kosten gejaagd. Voor een ruling moet namelijk een dure specialist in de arm worden genomen die een ‘'benchmark study'' laat uitvoeren. "Bovendien moet men dan doorlopend nog eens een 'onrendabele' kapitaalbuffer in de vennootschap aanhouden." Peters spreekt van een forse kostenpost waar totaal geen rekening mee wordt gehouden.  Het alternatief – geen ruling aanvragen – is, gezien het risico van renseignering, eigenlijk geen optie.

Gevaar van renseignering

Voldoet een schakelvennootschap namelijk niet aan alle substance-eisen dan zal de Belastingdienst spontaan overgaan tot renseignering: het verstrekken van alle relevante informatie over de vennootschap aan het buitenland, zoals een overzicht van de ontvangen rente, royalty's , huur of leasetermijnen waarvoor een beroep is gedaan op verdragen.

Renseignering is een zware sanctie voor een royalty ‘doorstroom' vennootschap die niet weet of ze wel of niet voldoet aan de kapitaaleis, benadrukt Peters. "Je mag hopen dat de inspecteur niet zomaar overgaat tot renseignering maar eerst aan de bel trekt bij de vennootschap om de kapitaaleis nader te bepalen, want de consequenties kunnen dramatisch zijn: nageheven belasting met vijf jaar terugwerkende kracht plus rente plus een evt. boete voor de inhoudingsplichtige vennootschap die de royalty's uitbetaalde. Maar de inspecteur is niet verplicht contact te zoeken met de vennootschap en de 'substance' nader te bezien. Wettelijk is hij gerechtigd ook zonder nader onderzoek te gaan 'renseigneren' en ook zonder de doorstroom vennootschap daarvan vooraf in kennis te stellen."

"Een spontane brief naar het buitenland dat de royalty ‘doorstroom' vennootschap hier in Nederland niet voldoet aan de substance-eisen kan grote gevolgen hebben", aldus Peters. "De buitenlandse Belastingdienst die altijd heeft vertrouwd op de woonplaatsverklaring is gealarmeerd en zal mogelijk tot vijf jaar teruggaan met het opleggen van belastingaanslagen en boetes. En dat allemaal omdat zelfs de royalty ‘doorstroom' vennootschap die dacht netjes te voldoen aan de regels, in de ogen van de Belastingdienst achteraf toch niet voldoet aan de kapitaaleis. Met de aanscherping van de substance-eisen zonder het vaststellen van een duidelijke norm voor de hoeveelheid kapitaal die als eigen vermogen moet worden aangehouden, brengt Nederland de royalty ‘doorstroom' vennootschap onnodig in gevaar."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht

21

Gerelateerde artikelen