Het besluit voor de afhandeling van teruggaafverzoeken dividendbelasting van buitenlandse aandeelhouders met portfoliodividenden, voldoet niet helemaal aan de verwachting. Nieuwe procedures zijn op komst, met name over het standpunt dat schulden voor de aanschaf van portfolioaandelen niet meetellen bij de drukvergelijking. Een welhaast 'NeverEnding Story', zo bestempelt Mazars International Tax Partner Dick van Sprundel – die tevens verbonden is aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam – de hele gang van zaken.

Op 4 maart 2016 velde de Hoge Raad in de arresten X, Miljoen en Société Générale SA het eindoordeel dat Nederland ingehouden dividendbelasting moet teruggeven aan niet-inwonende aandeelhouders wanneer de definitieve belastingdruk op portfoliodividenden voor hen hoger is dan voor inwonende aandeelhouders. De uitkomst van deze drie arresten is destijds uitgebreid door Van Sprundel becommentarieerd op TaxLive.

Compleet besluit

Na het eindoordeel van de Hoge Raad – waar lange tijd reikhalzend naar was uitgekeken – kon een besluit van de Staatssecretaris van Financiën niet lang meer uitblijven en die is dan ook verschenen op 29 april 2016 in de Staatscourant. Het besluit bevat, vooruitlopend op wetgeving, een regeling voor de afhandeling van teruggaafverzoeken door niet-inwonende aandeelhouders van ingehouden dividendbelasting op aan hen uitgekeerde portfoliodividenden uit Nederlandse vennootschappen.

Het besluit is volgens Van Sprundel relatief compleet en bevat op hoofdlijnen een juiste vertaalslag van het eindoordeel van de Hoge Raad. Dat ook de niet-ingezeten aandeelhouder uit een derde land met het besluit in de hand in aanmerking kan komen voor een teruggaaf van dividendbelasting, is wat hem betreft een nette handreiking. "Dit is een logische gevolgtrekking van de vrijheid van kapitaalverkeer die in de arresten centraal stond. Het ging in de procedures immers om portfoliodividenden. De staatssecretaris trekt hiermee de ingezette lijn om bij nieuwe wet- en regelgeving verder dan de EU-grenzen te kijken door. Het derde land moet dan wel in lijn met de internationale standaard gegevens kunnen uitwisselen. Of het OESO-modelverdrag of een vergelijkbaar verdrag hiervoor dient als standaard, komt – ook al ligt dit voor de hand – in het besluit niet expliciet naar voren. Wellicht biedt het naderende wetgevingsproces hier meer duidelijkheid over."

Schuldenkwestie

Daarmee is echter niet alles gezegd. Zo is er bijvoorbeeld de schuldenkwestie. Het besluit bevat factoren die in aanmerking moeten worden genomen om de totale definitieve belastingdruk tussen niet-inwonende aandeelhouders en inwonende aandeelhouders te vergelijken. In de box 3-vergelijking van de aandeelhouder/natuurlijke persoon mogen schulden aangegaan voor de aanschaf van portfolioaandelen, niet in aanmerking worden genomen. Dat staat nadrukkelijk vermeld in het besluit met de verwijzing naar de Société Générale SA zaak. Daar mochten schulden niet worden meegenomen, maar alleen de kosten die rechtstreeks verband houden met de inning als zodanig van de dividenden.

De Hoge Raad heeft zich in de arresten X en Miljoen hier niet over uitgelaten – de schuldenkwestie speelde in deze zaken niet – maar van Sprundel vindt het verdedigbaar dat (bepaalde) schulden voor de bepaling van de drukvergelijking wél moeten worden meegenomen. "Ik vind dit geen zuivere benadering. Bij een inwoner houd je voor de berekening van het box 3-vermogen toch ook rekening met de schulden?"

Van Sprundel vervolgt: "Voor buitenlandse belastingplichtingen moeten in box 3 de schulden weliswaar expliciet verband houden met de bezittingen in Nederland, maar voor het maken van een zuivere vergelijkingsmaatstaf moeten volgens mij alle schulden, dan wel tenminste de schulden die verband houden met Nederlandse aandelen, meegenomen worden. Daarenboven heeft Advocaat-Generaal Kokott in een recente conclusie in de zaak Brisal,  kritiek geuit op het Société Générale SA arrest. Zij adviseert een beperkte uitleg van het arrest en als het Hof van Justitie EU deze conclusie volgt, is het besluit alweer achterhaald. Ik hoop dat de Kamer tijdens het wetgevingsproces uitgebreid aandacht zal vragen voor de positie van schulden als een factor in de drukvergelijking."      

NeverEnding Story

Als de wetgever niet nog eens kritisch kijkt naar bovenstaande schuldenkwestie, verwacht Van Sprundel opnieuw een groot aantal procedures over teruggaaf van dividendbelasting op portfoliodividenden aan buitenlandse aandeelhouders. "Meer aandacht hiervoor is geboden! Met extra uitleg in het komende wetgevingsproces voor wettelijke verankering van dit besluit, verkleint de staatssecretaris wellicht nog het aantal procedures."

Meegekocht dividend

Dat de staatssecretaris in het besluit het meegekocht dividend niet in aanmerking neemt als een van de factoren in de drukvergelijking bij vennootschappen, zal overigens het aantal procedures niet doen toenemen. "De uitsluiting van meegekocht dividend is jammer, maar ligt wel in lijn der verwachting", aldus Van Sprundel. "Alhoewel dit ook speelde in de zaak Société Générale is de Hoge Raad hier niet op ingegaan. De Hoge Raad heeft bewust niet gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal of het dividend als meegekocht dividend moet worden behandeld. Daarmee is de kans van slagen van procedures over meegekocht dividend aanzienlijk verkleind."  

Ongelijke termijnen

Van Sprundel wijst verder nog op een opvallend termijnenverschil in het besluit. "Niet-inwonende aandeelhouders-/natuurlijke personen moeten een teruggaafverzoek indienen binnen vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin het dividend is ontvangen. Voor niet-ingezeten aandeelhouders-/vennootschappen geldt daarentegen een termijn van drie jaar. In eerste instantie ging de Staatssecretaris van Financiën ook voor natuurlijke personen uit van een termijn van drie jaar, maar ik ben altijd al van mening geweest dat ook voor nog oudere jaren met succes een beroep kan worden gedaan op de vrijheid van kapitaalverkeer (WFR 2009/511: Het naderende einde van de dividendbelasting - een analyse). Gelukkig is de staatssecretaris hier overstag gegaan en het zou hem sieren om voor vennootschappen eveneens een termijn van vijf jaar toe te staan. Een termijn van drie jaar mag dan te verklaren zijn – in een gemiddeld verdrag dient een teruggave bijvoorbeeld ook binnen drie jaar te worden gedaan – een meer consequente benadering van gelijke termijnen voor een teruggaafverzoek is toe te juichen. Gelijktrekking of een nadere toelichting voor het termijnenverschil is passend. Wellicht biedt het komende wetgevingsproces hier nieuwe kansen voor."

Over het besluit is een video verschenen op TaxVisions.

 

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Dividendbelasting

21

Gerelateerde artikelen