Hoewel het overgangsrecht eigenwoningschuld al sinds 2013 in de wet is opgenomen roept de toepassing nog regelmatig vragen op. Hoe pakt de overgangsregeling bijvoorbeeld uit in de volgende casus?
Vraag
Een man heeft sinds 2006 een aflosvrije hypotheek van € 138.000. Omdat hij te zijner tijd graag een vrij huis wil hebben, is de hypotheek in 2013 omgezet naar een annuïtaire vorm. De lening bedraagt per 1 september 2016 nog € 127.670. In verband met een ongeplande verlaging van zijn inkomen wil hij de hypotheek nu weer omzetten naar aflosvrij. Is dit mogelijk met behoud van renteaftrek?
Antwoord
Ja, in zijn situatie is het mogelijk om de bestaande annuïtaire lening weer om te zetten naar een aflosvrije vorm. Met ingang van 2013 is de fiscale behandeling van hypothecaire geldleningen ingrijpend gewijzigd. Een belangrijke wijziging is de aflossingsverplichting. Voor op 31 december 2012 bestaande leningen is er overgangsrecht. De eigenwoningschuld die de man heeft op 31 december 2012 is aan te merken als een bestaande eigenwoningschuld. De oude fiscale regels blijven hierop van toepassing en hij hoeft dan ook niet verplicht af te lossen. Door omzetting naar een annuïtaire vorm is het overgangsrecht niet verloren gegaan. Omdat de man al heeft afgelost kan hij slechts tot de huidige stand van de lening (€ 127.670 per 1-9-2016) omzetten in een aflosvrije lening met behoud van renteaftrek tot 2036. Wel moet de geldverstrekker geen bezwaren hebben tegen de omzetting.
Belang voor de praktijk
Het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden is geregeld in artikel 10bis.1 Wet IB 2001. De volgende vragen zijn vermeldenswaardig.
Hypotheekvorm relevant voor toepassing overgangsrecht?
Onder bestaande eigenwoningschuld verstaat de wet "de eigenwoningschuld, bedoeld in artikel 3.119a, eerste lid Wet IB 2001 (wettekst 31 december 2012), van de belastingplichtige op 31 december 2012". De vorm van de hypotheek op 31 december 2012, bijvoorbeeld annuïtair, spaar, leven of aflosvrij is dus niet relevant voor de toepassing van het overgangsrecht op de lening.
Vermindert een aflossing na 2012 de bestaande eigenwoningschuld?
Een aflossing op een bestaande eigenwoningschuld na 31 december 2012 vermindert het bedrag van de bestaande eigenwoningschuld (artikel 10bis.1, derde lid Wet IB 2001). In dat zelfde artikel is echter opgenomen dat er geen sprake is van aflossing en dus vermindering van de bestaande eigenwoningschuld als uiterlijk in het jaar volgend op de aflossing een nieuwe lening tot hetzelfde bedrag tot stand komt. Dit kan zich voordoen bij een verbouwing van de bestaande woning of de aankoop van een nieuwe woning.
Voorbeeld
Marco heeft op 31 december 2012 een eigenwoningschuld van € 300.000. In januari 2013 lost hij hierop € 50 000 af. Hierdoor vermindert zijn onder het overgangsrecht vallende eigenwoningschuld met € 50 000. Vervolgens verkoopt hij in juni van hetzelfde jaar (2013) zijn woning voor € 320.000. Hierdoor ontstaat een eigenwoningreserve van € 70.000. Marco koopt in dezelfde maand een nieuwe woning van € 400.000. Voor de nieuwe woning bedraagt de maximale eigenwoningschuld als gevolg van de bijleenregeling € 400 000 – € 70.000 = € 330.000. Voor € 300.000 van de eigenwoningschuld is sprake van een ‘bestaande schuld' die valt onder het overgangsrecht (geen aflossingseisen). Voor € 30.000 van de eigenwoningschuld is sprake van een eigenwoningschuld volgens het huidige recht waarvoor de aflossingseisen gelden.
Hierbij kan nog worden aangetekend dat het vorenstaande ziet op de fiscale behandeling. Voor de inrichting van de financiering spelen ook de Tijdelijke Regeling Hypothecair Krediet en de beleidsrichtlijnen van de geldverstrekker een rol.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
204