1 juli aanstaande is het zover. Dan treedt de Wet werk en zekerheid in werking. Deze wet brengt belangrijke wijzigingen in het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht.
Onderdeel van de wet is de introductie van de transitievergoeding. Deze komt min of meer in de plaats voor de ontslagvergoeding (gouden handdruk) zoals we die momenteel kennen. In de kern bouwt een werknemer elk jaar een recht op ontslagvergoeding op. Een recht op een ontslagvergoeding kan, behalve straks uit de wet, ook voortvloeien uit een cao, sociaal plan of de individuele arbeidsovereenkomst. Daardoor kan het voorkomen dat een werknemer recht krijgt op de contractueel overeengekomen ontslagvergoeding én de transitievergoeding. Deze samenloop is ongewenst. Want werkgevers zouden dan bij ontslag dubbel moeten betalen.
In een besluit treft het kabinet een overgangsregeling. Daarmee voorkomt het kabinet de dubbele uitbetaling. Een werkgever hoeft niet altijd de volledige transitievergoeding te betalen. De zogenaamde transitie- en inzetbaarheidskosten mag de werkgever hierop in mindering brengen. In een tweede besluit legt het kabinet vast welke voorwaarden hierbij gelden.
Het kabinet heeft de beide ontwerpbesluiten voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Na het advies van de Raad van State maakt het kabinet de definitieve besluiten openbaar.
Belang voor de praktijk
De werkgever is de transitievergoeding in de volgende situaties aan de werknemer verschuldigd:
- De arbeidsovereenkomst is op verzoek van de werkgever ontbonden.
- De arbeidsovereenkomst is door de werkgever opgezegd.
- De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd én op initiatief van de werkgever niet aansluitend voortgezet.
- De arbeidsovereenkomst is als gevolg van een ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever door de werknemer opgezegd, op diens initiatief ontbonden of niet aansluitend voortgezet nadat deze van rechtswege is geëindigd.
Maar de werkgever is niet in al deze gevallen de transitievergoeding verschuldigd. Zo geldt er een uitzondering voor werknemers jonger dan 18 jaar met een gemiddelde omvang van de verrichte arbeid van 12 uur per week.
Ook is geen transitievergoeding verschuldigd als het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst verband houdt met het bereiken van de pensioen- of AOW-gerechtigde leeftijd van de werknemer. Aanvankelijk wilde het kabinet dat werknemers de transitievergoeding inzetten voor scholing of om de overstap naar een andere baan of beroep mogelijk te maken. Deze eis is uiteindelijk losgelaten. Daardoor is de transitievergoeding vrij besteedbaar.
Met ingang van 2014 is de faciliteit van het goudenhanddrukstamrecht voor ontslagvergoedingen afgeschaft. Deze faciliteit keert niet terug vanwege de introductie van de transitievergoeding. Daarmee is de uitbetaling van de transitievergoeding belast als loon in box 1.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Arbeidsrecht, Sociale zekerheid algemeen