Ongeoorloofd onderscheid
Op 19 december 2013 oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) in het arrest ‘Bridport and West Dorset Golf Club Limited' dat de btw-vrijstelling voor sportbeoefening niet alleen geldt voor de diensten van sportorganisaties aan hun leden, maar ook voor de diensten aan niet-leden. Lidstaten mogen op grond van de btw-richtlijn geen onderscheid maken tussen diensten die worden verleend aan leden en diensten die worden verricht aan niet-leden. De btw-vrijstelling ziet namelijk op de diensten door een instelling zonder winstoogmerk die nauw samenhangen met de beoefening van sport. De inhoud van de dienst - zijnde sportbeoefening - staat centraal en niet de hoedanigheid van de afnemer van de dienst (lid of niet-lid van de sportorganisatie).
Alhoewel dit arrest specifiek zag op het verlenen van een recht tot gebruik van een golfterrein aan zowel leden als niet-leden, kan deze uitspraak worden doorgetrokken naar alle sportverenigingen die hun diensten ook ter beschikking stellen aan niet-leden. "Dat kan voordelig zijn, maar hoeft niet", aldus Van Praat. "Door de volledige vrijstelling hebben sportverenigingen – mochten ze dat nu door bepaalde diensten wel hebben - geen aftrekrecht meer."
Wetswijziging op komst?
Het arrest ‘Bridport' maakt duidelijk dat de Nederlandse Wet op de omzetbelasting 1968 voor wat betreft de btw-vrijstelling voor sportbeoefening niet in overeenstemming is met de btw-richtlijn. Hierin staat namelijk dat de vrijstelling geldt ‘voor de diensten door organisaties zonder winstoogmerk die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen, aan hun leden.'
Volgens Van Praat ligt herstel van de Wet in de lijn der verwachting vanwege de uitspraak van het HvJ EU en omdat de Nederlandse Wet op de omzetbelasting richtlijnconform dient te zijn. De eerste gelegenheid voor aanpassing dient zich al aan, in de vorm van de nog niet verschenen maar wel op korte termijn aangekondigde actualisatie van het Sportbesluit. Staatssecretaris Weekers van Financiën zou hierin vooruitlopend op een wetswijziging alvast in het Besluit de vrijstelling kunnen aanpassen.
Simpele aanpassing met verstrekkende gevolgen
Een aanpassing is ogenschijnlijk niet zo heel moeilijk. Met het simpelweg schrappen van de drie woorden ‘aan hun leden' is de btw-vrijstelling voor sportbeoefening weer richtlijnconform. Maar schijn bedriegt, zo waarschuwt Van Praat. "De vrijstelling geldt nu eigenlijk alleen voor sportverenigingen zonder winstoogmerk, want alleen verenigingen hebben leden. Stichtingen kennen geen leden en de activiteiten van sportstichtingen vallen dan ook onder het lage btw-tarief. Het schrappen van de woorden ‘aan hun leden' heft het onderscheid tussen beide rechtsvormen op, waardoor de btw-vrijstelling ineens ook van toepassing is voor sportstichtingen zonder winstoogmerk.
Exit constructies?
De uitspraak van de HvJ EU zou daarmee volgens Van Praat zelfs het begin van het einde kunnen betekenen van constructies met stichtingen en sportaccommodaties. De ‘gekunstelde verhuurconstructies' zijn voor Financiën al jaren een doorn in het oog. Van Praat: "Door het leveren van extra diensten staat namelijk niet de verhuur centraal, maar de sportbeoefening, waardoor het verlaagde btw-tarief voor de stichting geldt. Daarmee heeft de stichting ook aftrekrecht. Iets waar de sportvereniging, zou deze de sportaccommodatie zelf exploiteren, door de btw-vrijstelling niet aan toekomt. Het arrest ‘Bridport' zou daarmee dus weleens heel gunstig kunnen uitpakken voor Financiën, want constructies zijn zo, met een simpele aanpassing van de Wet, relatief eenvoudig om zeep geholpen."
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Omzetbelasting