Het Gerechtshof Den Haag heeft in hoger beroep richtinggevende uitspraken gedaan in zeven proefprocedures met elk een geschil over de BPM (dat is de Belasting van Personenauto's en Motorrijwielen). Deze zeven zaken staan model voor ruim 850 andere BPM-zaken met vergelijkbare geschillen. Alle zaken hebben betrekking op de heffing van BPM op gebruikte auto's die vanuit andere lidstaten van de EU (Europese Unie) in Nederland zijn ingevoerd.
Niet alleen voor nieuwe auto's geldt een BPM-tarief. Voor ingevoerde gebruikte auto's geldt een BPM-tarief op maat. Het BPM-tarief voor een ingevoerde gebruikte auto mag immers niet hoger zijn dan de BPM die nog drukt op een soortgelijke auto die al in Nederland rondrijdt. 
 
In drie zaken heeft het hof beslist dat de belastinginspecteur gehouden is een passende rente te vergoeden over in strijd met de regels van de EU geheven BPM. Het hof heeft het rentepercentage vastgesteld op 4, steeds de hoogste van de wettelijke rente en de invorderingsrente. Die rente wordt vergoed over de periode waarin de kentekenhouder dat BPM-bedrag kwijt was (zie: het Irimie-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 18 april 2013, C-565/11). De kentekenhouders aan wie zo'n passende rente wordt vergoed, ontvangen van de inspecteur ook een proceskostenvergoeding.
 
In twee zaken is beslist dat in bezwaar of beroep tegen een eenmaal vastgesteld BPM-tarief geen andere rekenmethode of gegevens mogen worden gebruikt dan die bij de eerste vaststelling. Er zijn verschillende manieren om het BPM-tarief te berekenen. Een eenmaal gekozen methodiek dient verder gevolgd te worden, ook in bezwaar en beroep.
 
In een zaak is beslist dat een importeur niet zelfstandig bevoegd is bezwaar en beroep in te stellen tegen het BPM-tarief dat de belastinginspecteur heeft vastgesteld. De importeur is zelf geen belastingplichtige. Hij kan alleen met een volmacht van de kentekenhouder bezwaar of beroep instellen.
 
Ten slotte is in de laatste zaak beslist dat een bezwaarschrift of een beroepschrift altijd binnen de termijn van zes weken moet worden ingediend, ook al kleven EU-aspecten aan de voor te leggen zaak. De consequentie van overschrijding van deze termijn is dat het bezwaar of beroep niet ontvankelijk is.

Bron: Hof Den Haag

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

1

Gerelateerde artikelen