Staatssecretaris Van Rij van Financiën vindt het niet nodig om nieuwe beleidsopties in kaart te brengen waardoor uitstel van belastingafdracht door partners van accountants-, advies- en advocatenkantoren wordt bemoeilijkt of niet meer mogelijk is. Dat antwoordt hij op Kamervragen van de leden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Alkaya (SP) en Dassen (Volt).
De vragen werden gesteld naar aanleiding van het FD-artikel "Belasting besparen: zo doen Zuidas-partners dat". In dat artikel werd gesteld dat het gebruikelijk loon van een partner nooit hoger kan zijn dan een bepaald bedrag (zoals 360.000 euro) terwijl de winstuitkeringen aan deze grootverdieners op kan lopen tot één of twee miljoen euro.
Van Rij stelt dat het mogelijk is dat een inspecteur het gebruikelijk loon vaststelt op € 360.000 terwijl de winstuitkeringen oplopen tot hogere bedragen. Het gebruikelijk loon van een aanmerkelijkbelanghouder wordt echter vastgesteld conform het wettelijke kader terwijl een winstuitkering naar de eigen vennootschap daar geen invloed op heeft. Daarnaast geeft de bewindspersoon aan niet in te kunnen gaan op individuele gevallen vanwege zijn wettelijke geheimhoudingsplicht.
Verder speelt de vraag uit de Tweede kamer of het legaal is dat een partner in een persoonlijke Zuidas-bv een gezamenlijke bv opricht met minimaal 20 partners waarbij geen van de aandeelhouders een aanmerkelijk belang houdt (belang van 5% of meer).
Van Rij antwoordt dat dit juridisch mogelijk is. Doordat in dat geval geen sprake is van een aanmerkelijk belang is ook de gebruikelijkloonregeling niet van toepassing waardoor de aandelen forfaitair in box 3 vallen. Van Rij onderkent deze vorm van belastingontwijking: "De Belastingdienst pakt dergelijke constructies aan, onder andere door te toetsen of feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. Het is daarom niet nodig om nieuwe beleidsopties in kaart te brengen."
Bron: Ministerie van Financiën
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Loonbelasting, Vennootschapsbelasting