Volgens Hof Amsterdam heeft de inspecteur het rentebestanddeel in de kapitaalsuitkering uit een vaste termijnverzekering terecht met inkomstenbelasting belast.
De zaak (16 juli 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2490) verloopt als volgt. Een vrouw sluit in 1993 een 'vaste termijnverzekering'. Dat is een kapitaalverzekering waarbij er op de einddatum van de verzekering een gegarandeerd kapitaal wordt uitgekeerd, ongeacht of de verzekerde op dat moment in leven is. De einddatum van deze vaste termijnverzekering is 16 maart 2013. De verzekering wordt in 1995 premievrij gemaakt. De vrouw betaalt in totaal (afgerond) € 1.634 aan premie. De verzekeraar keert in 2013 € 24.780 uit. De inspecteur belast het rentebestanddeel in de kapitaalsuitkering: € 23.147.
In eerste aanleg oordeelt Rechtbank Noord-Holland dat de vaste termijnverzekering niet is aan te merken als kapitaalverzekering. De kapitaalsuitkering vindt immers altijd plaats op de einddatum van de verzekering, onafhankelijk van het in leven zijn van de verzekerde. De vaste termijnverzekering is daarmee in de ogen van de rechtbank geen levensverzekering. Het heeft eerder de kenmerken van een bancair product. De rente blijft dan onbelast.
De inspecteur gaat tegen deze uitspraak van de rechtbank in beroep bij Hof Amsterdam. Volgens Hof Amsterdam is de vaste termijnverzekering wel een levensverzekering. De regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 bepalen vervolgens dat het rentebestanddeel in de kapitaalsuitkering belast dient te worden. Dat heeft de inspecteur dus ook terecht gedaan, aldus het hof.
Belang voor de praktijk
Het oordeel van de rechtbank dat de vaste termijnverzekering geen levensverzekering zou zijn, is opmerkelijk. Het is juist dat er ongeacht of de verzekerde in 2013 in leven is, er een 'vaste' kapitaalsuitkering plaatsvindt. Het lijkt dan een levensonafhankelijk – dus bancair – product te zijn. Maar schijn bedriegt. Voor de vaste termijnverzekering is zolang de verzekerde leeft wel premie verschuldigd. Overlijdt de verzekerde, dan eindigt ook de premiebetaling. Zou er sprake zijn van een zuiver bancair product dan zou de tot aan het overlijden opgebouwde waarde zonder verdere inleg op de einddatum een veel lagere uitkering opleveren.
Volgens de Hoge Raad is er sprake van een levensverzekering als de uitkering, de premiebetaling of beide elementen op enigerlei wijze levensafhankelijk zijn (Hoge Raad 13 april 1959, ECLI:NL:HR:1959:AY1732, BNB 1960/21). In deze zaak is er is dus ook wel degelijk sprake van levensafhankelijkheid, namelijk voor wat betreft de verschuldigdheid van premie. Daarmee is er dan sprake van een levensverzekering. Die denkfout van de rechtbank zet het hof terecht recht.
In dit geval heeft het hof geoordeeld dat de vrouw zelf de verzekering premievrij heeft gemaakt. Maar wat nu als premievrijstelling vanwege arbeidsongeschiktheid is verleend? Wat betekent dit dan voor de belastbaarheid van de kapitaalsuitkering? Het gaat hier om een kapitaalverzekering die tot stand is gekomen tijdens de Brede Herwaardering (1992-2000). Voor dergelijke verzekeringen geldt een uitkeringsvrijstelling, mits gedurende een periode van ten minste 15 jaar jaarlijks premie is betaald waarbij de hoogste premie op jaarbasis niet meer bedraagt dan het tienvoud van de laagste premie op jaarbasis. De premievrijstelling zou roet in het eten gooien voor de uitkeringsvrijstelling als hier niets voor geregeld is. De uitkeringsvrijstelling zelf bestaat al veel langer dan de Brede Herwaardering.
Ook voor 'oud regime' kapitaalverzekeringen, verzekeringen van vóór 1992, kennen we een uitkeringsvrijstelling. En ook voor de kapitaalverzekering eigen woning (KEW) kennen we de uitkeringsvrijstelling. In oude parlementaire stukken lezen we dat bij verleende premievrijstelling vanwege arbeidsongeschiktheid ervan uitgegaan moet worden dat de premieschuldige de premie waarvoor premievrijstelling is verleend, betaald heeft (zie Kamerstukken II 1975/76, 14 053, nr. 3, p. 18 en 21). De Brede Herwaardering heeft hier niets aan willen veranderen. Concreet betekent dit dat bij premievrijstelling vanwege arbeidsongeschiktheid wél recht bestaat op de uitkeringsvrijstelling.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting