Hoe pakken de fiscale regels voor een hypotheek op een eigen woning uit wanneer bij een verblijvensbeding een van de partners komt te overlijden? Een casus.
De casus luidt als volgt. Een man woont sinds 2006 ongehuwd samen met mijn partner. Ze hebben een samenlevingsovereenkomst met een verblijvingsbeding, maar geen testament. In 2010 hebben zij samen een woning gekocht met een grotendeels aflosvrije hypotheek. Hoe werkt het verblijvingsbeding als een van hen komt te overlijden?
 
Een verblijvingsbeding bepaalt dat goederen die gemeenschappelijk eigendom zijn na het overlijden van één van de partners aan de andere partner toekomt veelal onder de voorwaarde om de schulden over te nemen. Als iemand overlijdt, komt zijn aandeel in de woning en de hypotheek aan de partner toe. De hypotheek kan echter niet ongewijzigd blijven doorlopen. Op de hypotheek zijn de fiscale regels van vóór 2013 van toepassing. Een belangrijk element van de oude fiscale regels is dat er geen aflossingsverplichting bestaat. Het deel van de hypotheek dat de overlevende partner als gevolg van het verblijvingsbeding krijgt, mag niet doorlopen onder de oude fiscale regels. Een aanpassing van de lening is noodzakelijk zodat aan de in de huidige fiscale regels opgenomen aflossingsverplichting is voldaan. Een aanpassing van de geldlening kan gevolgen hebben voor de woonlasten.
 
Als de woning en de hypotheek niet op grond van een verblijvingsbeding maar op grond van een testament worden verkregen, kan de hele hypotheek doorlopen onder de oude fiscale regels en is aanpassing niet nodig.

Belang voor de praktijk

Een verblijvingsbeding is een veel voorkomende bepaling in een samenlevingsovereenkomst. Een verblijvingsbeding is een overeenkomst waarbij partners afspreken dat de goederen, die gemeenschappelijk eigendom zijn van beide partners, na het overlijden van één van de partners aan de andere partner toekomen. Kenmerken van een verblijvingsbeding zijn:
  • de verplichting om eventuele schulden die samenhangen met de gezamenlijke bezitting over te nemen;
  • toedeling van de gezamenlijke goederen aan de langstlevende partner om niet;
  • de statistische sterftekans van beide partner is min of meer gelijk zijn.

In de praktijk is een leeftijdsverschil tot 5 jaar acceptabel.

Overgang bestaande eigenwoningschuld naar partner
In artikel 10bis.1, zevende lid, Wet IB 2001 is bepaald dat in een drietal gevallen waarin een bestaande eigenwoningschuld overgaat op een andere partner, die schuld voor die andere partner ook kwalificeert als bestaande eigenwoningschuld. Het betreft de overgang van een bestaande eigenwoningschuld:

  • door boedelmenging door voltrekking van een huwelijk, of;
  • door boedelmenging door wijziging van huwelijkse voorwaarden, of;
  • krachtens erfrecht.

De overgang krachtens een verblijvingsbeding is voor de inkomstenbelasting niet aan te merken als een verkrijging krachtens erfrecht. Dit heeft tot gevolg dat een bestaande eigenwoningschuld die van de overleden partner overgaat op de andere partner, niet meer kwalificeert als bestaande eigenwoningschuld. Aanpassen van de financieringsconstructie is noodzakelijk om de aftrekbaarheid van de rente veilig te stellen. Om voor aftrek in aanmerking te komen, zal de voormalig bestaande eigenwoningschuld moeten voldoen aan de huidige fiscale regels. De aflossingsverplichting kan er voor zorgen dat de woonlasten wijzigen.

Als er in plaats van een verblijvingsbeding een testament is opgesteld, kwalificeert de overgang van een bestaande eigenwoningschuld als een verkrijging krachtens erfrecht. Aanpassing van de lening aan de huidige fiscale regels is dan niet noodzakelijk: de kwalificatie bestaande eigenwoningschuld blijft immers behouden. In een voorkomend geval verdient het aanbeveling om te overleggen met de notaris.
 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

99

Gerelateerde artikelen