Een man heeft een woning in aanbouw. De woning moet gaan dienen als hoofdverblijf. Voor oplevering zet hij de woning te koop. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de te koop staande woning in aanbouw kwalificeert als eigen woning voor de inkomstenbelasting. Maar blijft deze uitspraak in een eventueel hoger beroep in stand? 

De zaak (2 februari 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:823) verloopt als volgt. Een man sluit op 22 augustus 2007 een overeenkomst voor de bouw van een eigen woning. Hij koopt op 4 oktober 2007 de grond. Nadat de gemeente de bouwvergunningen heeft verleend wordt gestart met de bouw van de woning. Door het faillissement van de aannemer komt de bouw in 2010 stil te liggen. Vanaf januari 2012 staat de woning in aanbouw te koop.

De inspecteur stelt dat een te koop staande woning in aanbouw niet kwalificeert als eigen woning. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het met de inspecteur niet eens. De te koop staande woning in aanbouw kwalificeert als een eigen woning.

Belang voor de praktijk

In art. 3.111 Wet IB 2001 is gedefinieerd wat er onder een eigen woning moet worden verstaan. In het derde lid is bepaald dat een woning in aanbouw kwalificeert als eigen woning als de woning de belastingplichtige binnen afzienbare tijd gaat dienen als hoofdverblijf. Zet je de woning in aanbouw te koop, dan voldoe je niet meer aan deze eis. De woning in aanbouw (plus financiering) verhuist dan naar box 3. Echter, in onderdeel 3.6 van het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 24 november 2009, nr. CPP2009/2342M, is goedgekeurd dat in een situatie als deze de woning in aanbouw tóch kwalificeert als een eigen woning. Voorwaarden hierbij zijn dat:

  1. de woning is gekocht om er zelf in te gaan wonen; en
  2. deze woning leeg te koop staat.

Aan deze twee voorwaarden is hier voldaan. De woning is daarmee een eigen woning, aldus Rechtbank Zeeland-West-Brabant. We moeten echter constateren dat de rechtbank de laatste zin van dit onderdeel 3.6 niet heeft gelezen. Daarin staat namelijk dat de goedkeuring geldt voor het kalenderjaar waarin de nieuwe woning is gekocht en de twee daaropvolgende jaren. De man in deze zaak zou dus in 2007, 2008 en 2009 een beroep kunnen doen op deze goedkeuring. De rechtbank past deze goedkeuring echter ten onrechte toe voor het jaar 2012. Mocht het tot een hoger beroep komen, dan mogen we veronderstellen dat de uitspraak van de rechtbank van tafel gaat.

Let op!

Voor een beroep op de goedkeuring uit het besluit moet de woning ‘leeg te koop’ staan. Dat is minder ruim dan ‘voor verkoop bestemd’ zijn. Dit laatste staat in art. 3.111, tweede lid, Wet IB 2001. Zie voor een uitspraak over dit verschil Hof Arnhem-Leeuwarden 5 december 2017, ECLI:GHARL:2017:10965.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

3

Gerelateerde artikelen