Belastingadviseurs kunnen niet als pleger strafrechtelijk worden vervolgd voor het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een belastingaangifte voor hun klant. Na een recent oordeel van de Hoge Raad staat die conclusie volgens fiscaal advocaat Diana Jansen vast. Zij adviseert belastingadviseurs wel te blijven opletten. "Een verruiming van ‘medepleger’ naar ‘pleger’ mag dan van de baan zijn, maar een strafrechtelijke vervolging speelt nog altijd eerder dan je wellicht denkt."
Geen verruiming
Eind januari besliste de Hoge Raad dat alleen een aangifteplichtige strafrechtelijk kan worden vervolgd voor het indienen van een onjuiste of onvolledige belastingaangifte. De aangifteplichtige is namelijk degene die gehouden is tot het doen van de aangifte. In een eerdere conclusie bij deze zaak merkte de Advocaat-Generaal op dat de strafrechtelijke bepaling in de AWR (art. 69 lid 2 AWR) van toepassing is op ‘een ieder’ die voor een ander opzettelijk een onjuiste of onvolledige aangifte doet. Dit zou automatisch volgen uit de wetsgeschiedenis. De Hoge Raad gaat niet mee in deze verruiming van het plegerschap. Daar waar de Advocaat-Generaal de in de wetsgeschiedenis genoemde vertegenwoordigers niet limitatief beschouwt, doet de Hoge Raad dat wel. Hierdoor ziet de AWR-strafbepaling voor ‘plegen’ alleen op de aangifteplichtige zelf of diens wettelijk vertegenwoordiger, zoals de voogd of de curator.
Gewenste helderheid
Met de uitspraak van de Hoge Raad komt een einde aan de discussie of de belastingadviseur in de uitoefening van zijn beroep strafrechtelijk kan worden vervolgd als pleger van het doen van een onjuiste of onvolledige belastingaangifte. Jansen (eigenaar van Tax Studio) spreekt van een gewenste helderheid. “De verdachte in het arrest van de Hoge Raad was weliswaar de niet-aangifteplichtige echtgenoot, maar omdat deze kwalificeerde als een ‘derde’ is deze zaak een-op-een door te trekken naar de belastingadviseur. Had op de belastingadviseur wel het label ‘pleger’ kunnen worden geplakt, dan was het strafrecht makkelijker aan de orde gekomen. Die rechtstreekse vervolging is nu niet aan de orde. In de strafbepalingen van de AWR is de belastingadviseur voornamelijk te vervolgen als medepleger. Dat is voor de officier van justitie een extra hobbel omdat voor het medeplegen een bewuste samenwerking is vereist. Dit moet de officier van justitie bewijzen.”
Maar de uitspraak is niet alleen maar in het voordeel van de belastingadviseur, legt Jansen uit. “Een pleger kan, hoewel steeds beperkter, gebruikmaken van de inkeerregeling. Een mededader heeft die mogelijkheid niet. De medeplegende belastingadviseur kan dus geen beroep doen op de inkeerregeling. Hij kan enkel de inkeer van zijn klant bevorderen om zelf in aanmerking te komen voor een eventuele strafrechtelijke vermindering.”
Waarschuwing
Jansen waarschuwt niet te lichtzinnig te denken over het strafrecht. “De Hoge Raad verwijst in deze zaak niet voor niets naar de mogelijkheden die het strafrecht biedt om degene die anders dan als pleger betrokken is bij het onjuist of onvolledig doen van een belastingaangifte strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor diens betrokkenheid. Daarbij doelt de Hoge Raad op een vervolging als mededader of vanwege valsheid in geschrifte.”
“En naast de strafbepaling in de AWR voor medeplegen,” vervolgt Jansen, “is er ook nog het Protocol AAFD. In dit Protocol voor het Aanmelden en Afdoen van Fiscale Delicten is strafrecht niet langer het sluitstuk van handhaving, maar nevengeschikt aan alle andere handhavingsmogelijkheden. De medewerking van de belastingadviseur aan een fiscaal delict is in het Protocol een belangrijk afwegingscriterium voor strafrechtelijke afdoening. In de praktijk zien we een steeds hogere inzet van het OM of de Belastingdienst om de belastingadviseur die opzettelijk verkeerd bezig is in zijn beroep te straffen. Naïviteit over het strafrecht kan een belastingadviseur dan ook duur komen te staan.”
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws, Interviews
Rubriek: Bronbelasting, Strafrecht
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel