De motie van de Tweede Kamerleden Recourt en Taverne over de prejudiciële procedure bevordert de rechtseenheid in het bestuursrecht niet, maar schaadt deze juist. Zij zal onaanvaardbare vertragingen in bestuursrechtelijke procedures kunnen veroorzaken die hoge maatschappelijke kosten meebrengen. Dit is te lezen in het advies van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de motie van de Kamerleden Recourt en Taverne. De minister van Veiligheid en Justitie heeft het advies op 7 juli 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Institutionele rechtseenheidsvoorziening

Deze motie verzoekt de regering een institutionele rechtseenheidsvoorziening op te nemen in het conceptwetsvoorstel over de splitsing van de Raad van State en de opheffing van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Deze institutionele rechtseenheidsvoorziening voorziet erin dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State prejudiciële vragen moet stellen aan de Hoge Raad als zich bij een aanhangige zaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak een rechtsvraag voordoet die uit oogpunt van rechtseenheid beantwoording nodig heeft.

Voorgestelde prejudiciële procedure niet invoeren

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak adviseert de minister om de voorgestelde prejudiciële procedure niet in te voeren. Zij zal in de praktijk de rechtseenheid niet bevorderen, maar juist schaden, doordat ze de horizontale afstemmingsmechanismen onmogelijk maakt die in de praktijk onmisbaar zijn. De voorgestelde procedure doorbreekt bovendien de gelijkwaardigheid tussen de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak waar het conceptwetsvoorstel vanuit gaat. De beroepsprocedures zullen verder aanzienlijk langer gaan duren en in sommige gevallen onaanvaardbare vertragingen veroorzaken. Dit brengt hoge maatschappelijke kosten mee en staat haaks op het streven van de wetgever om bestuursrechtelijke procedures juist te bekorten.

Alternatief dat past bij de uitgangspunten van het wetsvoorstel

In zijn advies geeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak ten slotte aan dat er naast de horizontale afstemmingsmechanismen behoefte kan bestaan aan een institutionele rechtseenheidsvoorziening, maar dat er een alternatief is dat wel past bij de uitgangspunten van het wetsvoorstel. Reeds bestaande voorzieningen kunnen worden uitgebouwd tot een gemeenschappelijke kamer van de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak. Zo'n rechtseenheidsvoorziening sluit ook beter aan bij de bestuursrechtelijke grote kamer die sinds 1 januari 2013 mogelijk is.
 
 

Bron: Raad van State

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Bronbelasting

0

Gerelateerde artikelen