Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst is onlangs gestart met het beantwoorden van vragen over de uitfasering van het pensioen in eigen beheer. Die antwoorden geven niet altijd het gewenste resultaat. Zo is het niet mogelijk om een oudedagsverplichting in de uitkeringsfase om te zetten in een lijfrente, waardoor de dga onnodig lang zijn bv moet aanhouden. Ook heeft de jonge weduwe met een reeds ingegaan partnerpensioen, voor wat betreft de oudedagsverplichting, het nakijken.

Opheldering gewenst

De uitfasering van het pensioen in eigen beheer (PEB) met de mogelijkheid om deze af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting (ODV) roept de nodige vragen op. Veel is nog onduidelijk en de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot uitfasering PEB heeft op een aantal vlakken niet de zo gewenste verduidelijking opgeleverd. Ondanks alle onduidelijkheden is de praktijk – gezien het uitfaseertraject − al wel volop bezig met het adviseren van de dga en diens partner over de gevolgen van het afschaffen van de mogelijkheid om in eigen beheer pensioen op te bouwen. 

Broodnodige duidelijkheid

De door het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) gepubliceerde Vraag & Antwoord-documenten zijn dan ook absoluut gewenst, geeft specialist oudedagsvoorzieningen Gerard Staats ( werkzaam bij bureau vaktechniek BDO belastingadviseurs en als universitair docent aan het Fiscaal Instituut van Tilburg University) aan. "Het CAP helpt hiermee de praktijk vooruit. De visie die de Belastingdienst in de Vraag & Antwoord-documenten uitdraagt, neemt wat onzekerheid weg. Het is dan ook te hopen dat, gezien alle onduidelijkheden, de stroom aan antwoorden voorlopig doorgaat."
 
Toch is Staats het niet op alle punten eens met de visie van het CAP, vooral daar waar het de ODV betreft. Hij noemt twee voorbeelden: het in de uitkeringsfase niet kunnen aanwenden van de ODV voor een lijfrente en het, gezien de leeftijd van de nabestaande partner, niet direct kunnen laten ingaan van ODV-uitkeringstermijnen na omzetten van een reeds ingegaan partnerpensioen in een ODV.

Praktische oplossing

Volgens het CAP is het niet mogelijk de ODV in de uitkeringsfase nog aan te wenden voor het verkrijgen van een lijfrente (of lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht). Dit zou volgen zowel uit de Wet LB als de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot uitfasering PEB. Staats snapt dat het omzetten in een lijfrente uiterlijk nog kan tot het moment dat de ODV-uitkeringen ingaan. Hij ziet echter geen bezwaar om die omzetting toch  mogelijk te maken in de uitkeringsfase, zeker nu dit niet expliciet volgt uit de Wet LB. "Deze uitwerking is totaal ongewenst in de situatie dat de dga na het bereiken van zijn AOW-gerechtigde leeftijd zijn onderneming nog enkele jaren voortzet," aldus Staats. "Als deze dga vervolgens zijn bv wenst te beëindigen, dan is dat niet mogelijk. Hij zal zijn bv na pensionering nog jaren moeten aanhouden enkel en alleen omwille van de ODV. De dga wordt hiermee onnodig op kosten gejaagd. Dit moet toch op een praktische manier zijn op te lossen. Verleen een tegemoetkoming of keur goed dat de dga, die zijn bv in de uitkeringsfase van de ODV van de hand wil doen, zijn ODV nog kan omzetten in een lijfrente. Zo blijft de dga niet opgezadeld met een nagenoeg ‘lege' bv."

Nabestaande partner benadeeld

Een ander antwoord dat in de praktijk onredelijk kan uitpakken ziet op het omzetten van de ODV bij een reeds ingegaan partnerpensioen. De nabestaande partner kan zijn of haar partnerpensioen wel omzetten in een ODV, maar de ODV-uitkeringen gaan pas lopen als deze partner van de overleden dga de AOW-leeftijd minus vijf jaar heeft bereikt. Voor de jongere nabestaande met partnerpensioen, leidt dit antwoord van het CAP, tot een uitgestelde ODV-uitkering. Staats legt uit: Heeft de partner de leeftijd van bijvoorbeeld 45 jaar en wenst hij of zij het partnerpensioen om te zetten in een ODV, dan stoppen de pensioenuitkeringen, terwijl de ODV-uitkeringen pas ingaan bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd minus vijf jaar. Dat is merkwaardig, want de tegenovergestelde situatie  − de dga van 45 jaar zet zijn pensioen in eigen beheer om in een ODV en overlijdt enige maanden later − pakt heel anders uit. In dat geval gaat de ODV direct in ten bate van de erfgename(n). De nabestaande partner ontvangt op dat moment twintig jaar lang ODV-uitkeringen. Van uitgestelde uitkeringen is dan geen sprake."
 
Staats vervolgt: "Het CAP beschouwt de nabestaande partner bij omzetting van een reeds ingegaan partnerpensioen in een ODV, als een werknemer. Dat volgt echter niet uit de Wet LB en dat is ook niet logisch. Het partnerpensioen is een nabestaandenvoorziening. Houd dat dan ook zo en plak er niet ineens een ander label op. Uitgaande van een nabestaandenvoorziening, zou de partner met vijf jaar partnerpensioen bij omzetting nog doorlopend 15 jaar ODV moeten krijgen. Dat is veel logischer."

Onbeantwoorde vragen

Hoogstwaarschijnlijk zal het CAP de komende tijd nog meer Vraag & Antwoord-documenten publiceren. Als het gaat om de ODV, heeft Staats nog wel wat openstaande vragen. Hij noemt er twee. De eerste vraag ziet op de oprenting van de ODV. "De ODV moet ook worden opgerent in de uitkeringsfase, maar hoe werkt dit in de praktijk? Oftewel, is er in de afbouwfase telkens een vast moment waarop de ODV moet worden opgerent, of is dit een naar eigen inzicht gekozen tijdstip?"
 
De tweede vraag ziet op het overlijden van de dga met ODV. Het standaardantwoord luidt dat de ODV bij overlijden moet toekomen aan de erfgenamen. Staats vraagt zich het volgende af: "kan de dga zelf bepalen wie van zijn erfgenamen bij zijn overlijden de ODV krijgt? Zo ja, moet dit dan in de ODV-overeenkomst worden vastgelegd of testamentair en tot slot hoe is dan het fiscale verloop van de ODV-uitkeringen?"

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Loonbelasting

5

Gerelateerde artikelen