Hof Den Bosch oordeelt dat de woning van een in het buitenland verblijvende diplomaat geen eigen woning meer is voor de inkomstenbelasting. De woning is namelijk ter beschikking gesteld aan een neef.

Het gaat om de volgende zaak (16 februari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:680). Een man, diplomaat, beschikt in Nederland over een eigen woning. In 2009 wordt hij uitgezonden naar het buitenland. Zijn dochters blijven in de woning wonen. Een neef verblijft sinds 2009 in verband met zijn studie ook wel eens in de woning. De inspecteur corrigeert de aangiften inkomstenbelasting vanaf 2010 en stelt dat de woning geen eigen woning meer is omdat de woning ter beschikking is gesteld aan de neef.

In eerste aanleg oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de woning geen eigen woning meer is. Volgens de rechtbank is de woning namelijk ter beschikking gesteld aan de neef. In hoger beroep oordeelt Hof Den Bosch dat de neef niet tot het huishouden van de diplomaat behoort en dus moet worden aangemerkt als een derde. Vervolgens stelt het hof vast dat de neef toestemming heeft gekregen om de woning zonder vergoeding te gebruiken. Het gebruik van de woning is niet aan te merken als incidenteel maar gezien zijn studie als regelmatig en structureel.

Op grond van het vorenstaande concludeert het hof dat de woning ter beschikking is gesteld aan de neef. Het is daarbij niet van belang dat de woning grotendeels door de dochters wordt gebruikt.

Belang voor de praktijk

In artikel 3.111 lid 6 Wet IB 2001 is bepaald dat in geval van een tijdelijke uitzending een woning op verzoek van de belastingplichtige als eigen woning mag worden aangemerkt. Het kan daarbij zowel om een uitzending naar het buitenland als om een overplaatsing binnen Nederland gaan. Voor toepassing van de regeling moet de belastingplichtige aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • de betreffende woning moet de belastingplichtige ten minste een jaar (voor de uitzending) als eigen woning (hoofdverblijf) ter beschikking hebben gestaan;
  • het moet gaan om een tijdelijke uitzending (deze eis is niet nader gespecificeerd);
  • de woning mag niet aan derden ter beschikking worden gesteld. Een ‘derde’ is in dit kader een persoon die niet behoort tot het huishouden van de belastingplichtige;
  • er mag slechts één woning als eigen woning worden aangemerkt.

Zoals ook blijkt uit de bovenstaande procedure is de beoordeling sterk afhankelijk van de feitelijke omstandigheden.

Woning bewoond door kinderen gedurende uitzending

In onderdeel 6.2 van besluit van 24 november 2009, nr. CPP2009/2342M, heeft de staatssecretaris een goedkeuring opgenomen ten aanzien van de uitzendregeling voor kinderen die in de woning blijven wonen, maar geen onderdeel meer uitmaken van het huishouden van de eigenaar/bewoner die is uitgezonden. De uitzendregeling kan in dit soort situaties worden toegepast, mits de woning uitsluitend wordt bewoond door kinderen van de belastingplichtige of zijn/haar partner die jonger zijn dan 27 jaar en die direct voorafgaand aan de uitzending tot het huishouden behoorden. Tevens moet sprake zijn van bewoning om niet.

Bewoning door kraakwacht tijdens uitzending

Een andere uitzondering op het verbod om de woning ter beschikking te stellen aan derden is de bewoning door een zogenaamde kraakwacht. In het arrest van 7 juni 2013, nr. 12/05459, LJN CA2316, heeft de Hoge Raad bepaald dat de uitzendregeling toch kan worden toegepast als er sprake is bewoning van de eigen woning tijdens de uitzendperiode door een kraakwacht. Het toestaan van gebruik van een woning door uitsluitend een kraakwacht wordt niet aangemerkt als het ter beschikking stellen van die woning aan een derde. Dit blijkt ook uit de parlementaire geschiedenis.(Kamerstukken II 1998/1999, 26 727, nr. 3, p.146).

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

50

Gerelateerde artikelen