Als de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur onder bepaalde voorwaarden tot navordering overgaan. De inspecteur kan onder meer navorderen als de belastingplichtige te kwade trouw is.

Hiervan is sprake als de belastingplichtige de inspecteur opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt of de inspecteur opzettelijk de juiste inlichtingen heeft onthouden.

De voor opzet vereiste bewustheid moet aanwezig zijn op het moment dat de aangifte werd gedaan. Is de aanslag al opgelegd en informeert de belastingplichtige de inspecteur niet alsnog dan kan dat feit volgens de Hoge Raad geen opzet opleveren.

Heeft de belastingplichtige een belastingadviseur ingeschakeld dan kan de kennis van de adviseur aan hem worden toegerekend. De inspecteur hoeft dan alleen opzet bij de adviseur te bewijzen. Wanneer is daarvan sprake?

Op 31 mei 2013 heeft de Hoge Raad (opnieuw) een arrest gewezen waarin de uitleg van het begrip voorwaardelijk aan de orde was. Het hof had bewezen geacht dat de adviseur de inspecteur opzettelijk de juiste gegevens had onthouden. Belanghebbende had een uitkering uit een kapitaalverzekering ontvangen. De adviseur was hiervan op de hoogte maar heeft niet nader onderzocht om wat voor uitkering het precies ging en of deze uitkering in de aangifte vermeld moest worden.  Door geen nader onderzoek te verrichten en de uitkering niet te vermelden, heeft de adviseur volgens het Hof de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven. Het bewijs van kwade trouw was volgens het Hof geleverd.

De Hoge Raad casseert en oordeelt dat de omstandigheid dat de adviseur heeft nagelaten informatie op te vragen en heeft nagelaten zich in de relevante bepalingen te verdiepen, niet de voor opzet vereiste bewustheid met zich brengt. Dat geldt ook als van de adviseur had mogen worden verwacht dat hij dat wel zou hebben gedaan. De Hoge Raad verwijst daarbij naar een arrest gewezen op 30 september 2011. Een vergelijkbare zaak waarin van de adviseur ook had mogen worden verwacht dat hij nader onderzoek had verricht, maar ook in die zaak oordeelde de Hoge Raad dat geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet.

Het bewijs leveren van opzet door de inspecteur is dus niet eenvoudig. De adviseur kan wellicht ten aanzien van het feit dat hij geen nader onderzoek heeft verricht een verwijt worden gemaakt, maar voor het aannemen van (voorwaardelijk) opzet is het dus onvoldoende.

Naar mijn terecht. Iemand verwijten de inspecteur opzettelijk onjuiste gegevens te verstrekken of opzettelijk de juiste gegevens te onthouden, is ook niet niks!
Dat een adviseur zijn werk beter/anders had moeten doen, betekent toch niet dat hij een boef is?

De omstandigheid dat de Hoge Raad zich hierover weer in zelfde zin als in 2011 heeft uitgelaten, volgt dat het besef helaas nog niet helemaal bij de belastingdienst is doorgedrongen.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Bronbelasting

16

Gerelateerde artikelen