Box 3 en het Kerstarrest van de Hoge Raad gaat ons de komende jaren nog wel even bezighouden. De eerste stap is nu hoe het werkelijke rendement en de compensatie voor de voorbije jaren moet worden berekend. De staatssecretaris heeft toegezegd hiermee op 1 april a.s. te komen, gelijktijdig met de Voorjaarsnota; hopelijk is dit geen (slechte) 1 april-grap. Maar omdat fiscale processen niet stilstaan, rijzen er inmiddels nieuwe vragen over hoe om te gaan met de voorlopige aanslagen IB/PVV 2022 en met de aangiften over 2021 en eerdere jaren. En dan vooral de effecten op de belastingrente.

Voorlopige aanslagen IB/PVV 2022

Over die voorlopige aanslagen IB/PVV 2022, waarin box 3-belasting is verwerkt, heeft Staatssecretaris Van Rij van Financiën in een brief van 28 februari jl. (2022-0000069725) aangegeven dat die nog niet gedurende het jaar 2022 hoeven te worden betaald. Daarmee mag worden gewacht, zo schrijft hij, totdat de definitieve aanslag of een (nadere) voorlopige aanslag naar aanleiding van de aangifte is opgelegd, waarin de gevolgen van het arrest zijn verwerkt, een 'invorderingspauze' dus. Let wel, dit kan langdurig betalingsuitstel met zich brengen, want voor een definitieve of (nadere) voorlopige aanslag IB/PVV 2022 naar aanleiding van de aangifte moet wel eerst aangifte worden gedaan en dat kan pas vanaf 1 maart 2023. Al die aanslagen met box 3-belasting stapelen zich dus op, want in 2023 komen alweer nieuwe voorlopige aanslagen.

De vraag is of tijdens die invorderingspauze invorderingsrente, die normaliter is verschuldigd als vervallen belastingtermijnen te laat worden betaald, in rekening zal worden gebracht. Daarover vermeldt genoemde brief: “Zij ontvangen een brief met informatie over deze invorderingspauze en hoe wordt omgegaan met de invorderingsrente.” Ik hoop dat de tekst “hoe wordt omgegaan met de invorderingsrente” eufemistisch taalgebruik is voor “wij zullen geen invorderingsrente rekenen”. Maar helemaal gerust ben ik er niet op.

Aangiften IB 2021

Met betrekking tot het (afgelopen) jaar 2021 vraagt de staatssecretaris in genoemde brief alle burgers om wel op de gebruikelijke wijze hun aangifte te doen conform het wettelijke regime. Daar zullen dus belastingplichtigen bij zijn die een te hoog box 3-vermogen aangeven. Vooral de spaarders zal dit treffen. Daarom houdt de Belastingdienst die aangiften apart, staat in diezelfde brief. Overigens, dit ter vermijding van misverstand, niet alleen de aangiften van spaarders maar de aangiften van alle belastingplichtigen met box 3-vermogen. Die belastingplichtigen krijgen dus voorlopig geen aanslag IB/PVV 2021. Dit geldt niet alleen voor definitieve aanslagen maar ook voor de automatische (nadere) voorlopige aanslagen die naar aanleiding van de aangifte worden opgelegd.

En daar wringt de schoen. Want als uit de aangifte een te betalen bedrag aan IB/PVV volgt, wordt vanaf 1 juli 2022 wel belastingrente berekend over de (bij) te betalen IB/PVV. Terwijl dit niet het geval is, als vóór 1 juli 2022 (naar aanleiding van de aangifte) een (nadere) voorlopige aanslag wordt opgelegd. Weliswaar wordt (ook) geen belastingrente gerekend als de aanslag conform de aangifte wordt opgelegd, maar dat zal in de gevallen van de box 3-spaarders niet het geval zijn. Hun box 3-heffing zal immers lager uitpakken dan uit het wettelijke systeem volgt. Maar er zal nog steeds (bij) te betalen IB/PVV zijn, al is die lager, en dan is belastingrente verschuldigd over de volle (bij) te betalen IB/PVV. Belastingplichtigen die dus ook in box 1 en/of box 2 IB/PVV moeten (bij)betalen – denk bijvoorbeeld aan aanmerkelijkbelanghouders in box 2 die in 2021 dividend hebben uitgekeerd en daarover nog additioneel 11,9% IB moeten betalen – zijn daarover dus belastingrente verschuldigd.

Deze belastingplichtigen kunnen dit alleen voorkomen door zelf tijdig om een (nadere) voorlopige aanslag te verzoeken. Maar hoe ze dat moeten doen, is niet duidelijk. Indienen van de (definitieve) aangifte IB 2021 heeft niet het gewenste effect, want die aangiften worden dus apart gelegd.

Mijn conclusie is dat deze belastingplichtigen, willen zij hun belastingrente-exposure beperken, een separaat verzoek moeten doen aan de Belastingdienst voor een (nadere) voorlopig aanslag IB/PVV 2021 door middel van een (nadere) voorlopige aangifte. En, let op, die voorlopige aangifte moet worden ingediend, vóórdat de (definitieve) aangifte wordt ingediend, want anders neemt de Belastingdienst die voorlopige aangifte niet meer in behandeling. Dat is op zich dan wel weer logisch, want de (definitieve) aangifte is immers inmiddels al ingediend; een voorlopige aangifte ná een definitieve aangifte is natuurlijk een contradictio. Maar het blijft toch raar dat een belastingplichtige de indiening van zijn (definitieve) aangifte IB 2021 moet ophouden en eerst een (nadere) voorlopige aangifte moet indienen en pas daarna de definitieve aangifte (die natuurlijk identiek is aan de kort ervóór ingediende voorlopige aangifte). En die volgorde is heel belangrijk, want dient hij de voorlopige aangifte in na de definitieve aangifte, dan neemt de Belastingdienst die voorlopige aangifte dus niet meer in behandeling.

En dan nog iets en dat is dan helemaal gek. De (nadere) voorlopige aanslag die naar aanleiding van de voorlopige aangifte wordt opgelegd, zal dus (te veel) box 3-belasting bevatten. Maar díe (voorlopige) aanslag wordt dan weer níet tegengehouden door de Belastingdienst; die wordt gewoon opgelegd. Begrijpt u dit nog? Waarom de definitieve aanslag naar aanleiding van de definitieve aangifte wel wordt tegengehouden en de (nadere) voorlopige aanslag naar aanleiding van de voorlopige aangifte niet, ontgaat mij. Misschien omdat de belastingplichtige zelf expliciet om die (nadere) voorlopige aanslag heeft gevraagd?

Aangiften IB 2020 en oudere jaren

Voor de aangiften IB 2021 loopt de belastingrente op dit moment nog niet en de meeste van die aangiften zullen nu nog niet zijn ingediend. Maar hetzelfde probleem doet zich voor met betrekking tot de aangiften IB 2020 (en oudere jaren), waarvan de aanslagregeling nog onderhanden is, bijvoorbeeld omdat de belastingplichtige uitstel voor het indienen van de aangifte heeft gekregen. De belastingrente met betrekking tot het jaar 2020 loopt al vanaf 1 juli 2021 (en voor oudere jaren vanaf 1 juli in een nog eerder jaar). Die rente loopt weliswaar in principe tot 19 weken na het indienen van de aangifte, maar dat is alleen zo, als de Belastingdienst niet afwijkt van de aangifte. Met box 3 is de kans echter juist zeer groot dat er wel zal worden afgeweken van de aangifte. Weliswaar in voor de belastingplichtige positieve zin – een lagere box 3-belasting dan uit het wettelijke regime voortvloeit – maar dat maakt, zoals hiervóór al geconstateerd, voor de belastingrente niet uit: afwijken = afwijken.

Stel dus dat de belastingplichtige IB moet (bij)betalen in verband met inkomsten in box 1 of box 2 – denk bijvoorbeeld weer aan die ab-houder die (nu dan) in 2020 (of een eerder jaar) dividend heeft uitgekeerd – en hij heeft ook (een beetje) belasting te betalen in box 3. Als niet om een (nadere) voorlopige aanslag is verzocht, blijft de belastingrente in principe doorlopen tot zes weken na de dagtekening van de definitieve aanslag. Hoe zorgt die belastingplichtige die de afgelopen maanden naar eer en geweten zijn aangifte heeft ingediend met de verwachting automatisch een voorlopige aanslag opgelegd te krijgen, er nu voor dat hij alsnog een (nadere) voorlopige aanslag krijgt?

Alsnog een voorlopige aangifte indienen heeft dus niet het gewenste effect, want hij heeft zijn (definitieve) aangifte immers al ingediend! Moet deze belastingplichtige de aangifte IB 2020 (of oudere jaren) nog indienen, dan is het gemakkelijk. Die kan dezelfde route volgen als hierboven is beschreven voor de aangifte IB 2021: eerst een voorlopige aangifte indienen en verzoeken om een (nadere) voorlopige aanslag en daarna de definitieve aangifte indienen. Omslachtig uiteraard maar de belastingrente wordt wel beperkt.

Maar wat moet de belastingplichtige nu doen die de aangifte IB 2020 (of oudere jaren) inmiddels heeft ingediend, maar wel na het Kerstarrest van de Hoge Raad (HR 24 december 2021, 21/01243, V-N 2022/2.3), toen de Belastingdienst aanslagen is gaan tegenhouden? Een optie voor die belastingplichtige zou zijn om de Belastingdienst te verzoeken zo spoedig mogelijk de definitieve aanslag op te leggen. Aanslagen worden volgens de Mededeling van de staatssecretaris van 24 januari 2022 (Kamerstukken II 2021/22, Aanhangsel, 1422) namelijk wel opgelegd “(…) indien de burger belang heeft bij doorgang van het proces (...)”. Het beperken van de belastingrente zou zo’n belang kunnen zijn. Vervolgens gaat die belastingplichtige natuurlijk tegen die aanslag in bezwaar in verband met box 3 met alle administratieve rompslomp en kosten voor zowel de belastingplichtige als de Belastingdienst van dien. Daar zit natuurlijk niemand op te wachten. Maar een andere manier voor deze belastingplichtige om de belastingrente te beperken, zie ik niet.

Overigens, ditzelfde geldt ook voor de belastingplichtigen die, heel voortvarend, hun aangifte IB 2021 al hebben ingediend en niet eerst door middel van een voorlopige aangifte om een (nadere) voorlopige aanslag IB/PVV 2021 hebben verzocht. Die hebben ditzelfde probleem. En de definitieve aangifte terughalen en daarna eerst een voorlopige aangifte indienen en dan weer de definitieve aangifte, kan helaas niet.

Opvallend naar mijn mening is dat de brief van 28 februari jl. op geen enkele wijze ingaat op deze consequenties op de belastingrente van het apart houden van de aangiften IB door de Belastingdienst, zodat de vraag rijst of de staatssecretaris de effecten hiervan op de belastingrente wel heeft onderkend.

Indienen aangifte IB 2021 vóór 1 mei 2022

Maar er staat nog iets in die brief over de belastingrente, wat mij lelijk in het verkeerde keelgat is geschoten. De staatssecretaris schrijft namelijk dat het in het belang van alle burgers is dat zij zoveel mogelijk vóór 1 mei aangifte doen, “zodat aanslagen tijdig en in de actualiteit kunnen worden vastgesteld”. Die laatste toevoeging vond ik al opmerkelijk, want dit lijkt mij vooral in het belang van de overheid die tijdig haar belastingcentjes wil binnenkrijgen, en niet zozeer in dat van de burger. Maar goed, hier kan ik nog overheen komen.

Maar dan voegt de staatssecretaris er dreigend aan toe: “Bij indienen van de aangifte na 1 mei wordt echter wel belastingrente in rekening gebracht als er sprake is van een te betalen aanslag inkomstenbelasting.” De staatssecretaris heeft dus toch aan de belastingrente gedacht! Maar zo’n ‘dreigement’ is natuurlijk ongehoord! Hoe kun je dit als staatssecretaris, nota bene zelf voormalig belastingadviseur, nu schrijven zonder het schaamrood op de kaken te krijgen? Zelf jarenlang dralen met een dringend gewenste en breed gedragen wens tot herziening van box 3, in een (andere) brief van 28 februari jl. (2022-0000051813) al aankondigen dat de volgende deadline van 4 augustus a.s. – wanneer uiterlijk het rechtsherstel moet zijn gerealiseerd – (naar verwachting) niet zal worden gehaald, maar belastingplichtigen die een goede aangifte IB 2021 willen doen met inachtneming van het oordeel van de Hoge Raad, ‘bedreigen’ met belastingrente als zij die aangifte na 1 mei 2022 indienen? Dat geeft volstrekt geen pas! Dan heb je als staatssecretaris nog steeds alleen maar oog voor de eigen noden en niet voor de noden van deze belastingplichtigen die al jaren wachten op een rechtvaardiger box 3-systeem. Mag de staatssecretaris dan een keertje wachten op een aangifte? Na een Toeslagenaffaire zou men verwachten dat er toch iets is geleerd. Maar de oude reflexen blijken onuitroeibaar.

Het is duidelijk. Het is steeds weer die vermaledijde belastingrente die ons lelijk in de weg zit. Die had natuurlijk al lang moeten worden afgeschaft, zoals ik wel vaker heb betoogd. Ik vind de belastingrente nog steeds een van de meest aanstootgevende elementen in ons belastingsysteem. Zijn belastingplichtigen in verzuim met hun aangifteverplichtingen, dan moet er geen rente worden gerekend maar gewoon een bestuurlijke (verzuim)boete worden opgelegd! Maar voor de IB moet de belastingrente in elk geval op 0,01% worden gesteld, zoals in de coronatijd ook heel gemakkelijk kon, net zolang de box 3-chaos voortduurt. Dan is die angel in elk geval alvast uit het systeem getrokken en hoeven belastingplichtigen niet van die rare strapatsen uit te halen door eerst door middel van een voorlopige aangifte om een (nadere) voorlopige aanslag te verzoeken en daarna de definitieve aangifte in te dienen.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Dossiers: Box 3

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

162

Gerelateerde artikelen