Het kabinet kiest in de Overbruggingswet box 3 voor de periode 2023-2025 voor de spaarvariant als rekentechniek om de box 3-heffing te bepalen. Dit, in navolging op de Wet rechtsherstel box 3 (de codificatie van het Besluit rechtsherstel box 3 van 28 juni 2022) voor de periode 2017-2022. Een regeling die door de gekozen rekentechniek bizar kan uitpakken.

Accountants- en belastingadvieskantoren hebben alle verlofdagen tot het nieuwe jaar ingetrokken. Er is werk aan de winkel, veel werk aan de winkel. Door nog vóór 1 januari 2023, de eerste peildatum in de Overbruggingswet box 3, het box 3-vermogen aan te passen, kan voor hun klanten gruwelijk veel box 3-heffing worden bespaard.

Hoofdregels van de spaarvariant

De box 3-heffing wordt als volgt berekend.

  1. Splits het box 3-vermogen in drie vermogenscategorieën:
    a. banktegoeden (waaronder deposito’s en vanaf 2023 ook contanten);
    b. overige bezittingen (waaronder o.a. aandelen, obligaties, opties, beleggingsvastgoed, een tweede woning, vorderingen, cryptovaluta en aandelen in een reservefonds van de VvE); en
    c. schulden.
  2. Bereken de rendementsgrondslag: de optelsom van de forfaitaire rendementen van de drie vermogenscategorieën.
  3. Bereken het rendementspercentage: het forfaitair rendement gedeeld door de rendementsgrondslag (d.w.z. vóór aftrek van het heffingvrij vermogen).
  4. Bereken ten slotte het voordeel uit sparen en beleggen: de heffingsgrondslag (d.w.z. de rendementsgrondslag na aftrek van het heffingvrij vermogen) x het berekende rendementspercentage.
  5. Daarna bedraagt de box 3-heffing voor 2023: 32% van de heffingsgrondslag.

Deze techniek is ingegeven zodat het heffingvrij vermogen zijn effect behoudt. In zoverre is zij enerzijds verklaarbaar, maar leidt die anderzijds tot soms bizarre manipulatiemogelijkheden.

Het forfaitaire rendement op overige bezittingen is voor 2023 vastgesteld op 6,17%. De forfaitaire rendementen op banktegoeden en schulden worden pas na afloop van 2023 vastgesteld, waarschijnlijk ergens in februari of maart 2024. Daar kun je in het kader van de rechtszekerheid van alles van vinden, maar goed, dat is een andere discussie. Stel dat de forfaitaire rendementen voor 2023 op banktegoeden en schulden respectievelijk 0,01% en 2,5% bedragen.

Voorbeeld 1

Neem Alfonsine, een alleenstaande belastingplichtige, met op 1 januari 2023 bankrekeningen met een tegoed van € 100.000. In het voorjaar van 2022 heeft ze een vakantiewoning in Renesse gekocht met een WOZ-waarde van € 500.000. Daarvoor heeft ze € 450.000 geleend, de resterende € 50.000 had ze van haar spaarrekening gehaald.

Voorgaand stappenplan leidt tot de volgende berekening.

Stap 1

Haar box 3-vermogen bedraagt:

 - Banktegoeden  € 100.000
 - overige bezittingen  € 500.000
 - schulden  € 450.000 -/-
   € 150.000
 - af: heffingvrij vermogen € 57.000 -/-
   € 93.000

Stap 2

Dit leidt bij Alfonsine tot de volgende berekening van de rendementsgrondslag:

 - banktegoeden € 100.000 x 0,01% = € 10
 - overige bezittingen € 500.000 x 6,17% = € 30.850
 -  schulden € 450.000 x 2,50% = € 11.250 -/-
 rendementsgrondslag   € 19.610

Stap 3

Het rendementspercentage wordt dan € 19.610 / € 150.000 = 13,07%.

Stap 4

De box 3-heffingsgrondslag wordt € 93.000 x 13,07% = € 12.155.

Stap 5

De uiteindelijk verschuldigde heffing wordt daardoor bij Alfonsine € 12.250 x 32% = € 3.889.

Zie hier, hoe een betrekkelijk ‘bescheiden’ heffingsgrondslag van € 93.000 toch nog leidt tot een box 3-heffing van € 3.889. Zou je praten over een vermogensbelasting, dan komt dat neer op ruim 4%.

Voorbeeld 2

Stel dat Alfonise een spaar-bv opricht. De meest eenvoudige bv die je kunt bedenken. En ze stort haar € 100.000 in die spaar-bv. Wat zijn daarvan de gevolgen?

Dan wordt haar box 3-vermogen:

 - banktegoeden € 0
 - overige bezittingen € 500.000
 - schulden € 450.000 -/-
  € 50.000
 - heffingvrij vermogen € 57.000 -/-
  € 0

De berekening van de rendementsgrondslag wordt vervolgens:

 

 - banktegoeden € 0 x 0,01% = € 0
 - overige bezittingen € 500.000 x 6,17% = € 30.850
 - schulden € 450.000 x 2,50% = € 11.250 -/-
 rendementsgrondslag   € 19.600

 

Rendementspercentage: € 19.600 / € 50.000 = 39,20%.
Heffingsgrondslag: € 0 x 39,20% = € 0.
De uiteindelijk verschuldigde heffing wordt dan € 0 x 32% = € 0.

Zie hier hoe een simpele ‘HEMA-bv’ leidt tot een jaarlijkse belastingbesparing van € 3.889. In elk geval jaarlijks over 2023-2025, ofwel drie jaar, althans als het nieuwe box 3-stelsel daadwerkelijk per 1 januari 2026 wordt ingevoerd.

Voorbeeld 3

Maar het kan nog vreemder dan in de situatie van Alfonsine. Haar ouders, Botero en Blanca (fiscaal partners), zijn beleggers in vastgoed. Zij bezitten totaal voor € 5.114.000 aan verhuurde pandjes, waarvoor zij € 4.900.000 hebben geleend. Hoe luidt hun box 3-heffing?

Box 3-vermogen:

 - banktegoeden € 0
 - overige bezittingen € 5.114.000
 - schulden € 4.900.000 -/-
  € 214.000
 - heffingvrij vermogen € 114.000 -/-
  € 100.000

De berekening van de rendementsgrondslag luidt:

 - banktegoeden € 0 x 0,01% = € 0
 - overige bezittingen € 5.114.000 x 6,17% = € 315.533
 - schulden € 4.900.000 x 2,50% = € 122.500 -/-
 rendementsgrondslag   € 193.033

Rendementspercentage: € 193.033 / € 214.000 = 90,20%.
Heffingsgrondslag: € 100.000 x 90,20% = € 90.200.
De uiteindelijk verschuldigde heffing wordt dan € 90.200 x 32% = € 28.864.

Wat besluiten Botero en Blanca te doen? Ze schenken een klein stukje van hun beleggingsvastgoed, met een waarde van ‘toevallig’ € 100.000 aan Christina, het zusje van Alfonsine. Hoe wordt dan de berekening?

Box 3-vermogen:

 - banktegoeden € 0
 - overige bezittingen € 5.014.000
 - schulden € 4.900.000 -/-
  € 114.000
 - heffingvrij vermogen € 114.000 -/-
  € 0

De berekening van de rendementsgrondslag luidt:

 - banktegoeden € 0 x 0,01% = € 0
 - overige bezittingen € 5.014.000 x 6,17% = € 309.363
 - schulden € 4.900.000 x 2,50% =  € 122.500 -/-
 rendementsgrondslag    € 186.863

Rendementspercentage: € 186.863 / € 114.000 = 163,91%.
Heffingsgrondslag: € 0 x 163,91% = € 0.
De uiteindelijk verschuldigde heffing wordt dan € 0 x 32% = € 0.

Ofwel, een ‘fiscale winst’ van € 28.864 per jaar. En dat weer minstens drie jaar lang.

Natuurlijk kost het schenken van vastgoed bij Christina overdrachtsbelasting en/of schenkbelasting, maar dat staat in geen verhouding tot de belastingbesparing bij haar ouders.

Hoe komt dat?

Het kabinet had eerder plannen voor een forfaitaire heffing voor de vermogenscategorieën banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Zie de kamerstukken TK 35.026, nr. 74 (brief van SvF van 6 juni 2019) en het bijbehorend nieuwsbericht van 6 juni 2019. Die kamerbrief verscheen naar aanleiding van het arrest van 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:816, waarin de Hoge Raad al eerder de wettelijke box 3-systematiek in strijd met het EVRM achtte.

Alleen speelde in die plannen box 3-heffing slechts als de bezittingen (en niet het saldo van de rendementsgrondslag) hoger waren dan € 30.846, het toenmalige heffingvrij vermogen. Én er werd een ‘heffingvrij inkomen’ van € 400 voorgesteld om vooral kleine spaarders te ontzien.

Het kabinet heeft in de spaarvariant gekozen voor een omslachtige rekentechniek, waarbij in feite alleen de heffingsgrondslag relevant is. Dit, in plaats van de optelsom van de forfaitaire inkomens van de drie vermogenscategorieën, eventueel na correctie met een heffingvrij inkomen. En die heffingsgrondslag is betrekkelijk eenvoudig te beïnvloeden. Veel eenvoudiger dan alleen het forfaitaire rendement.

Een aantal mensen zal dit ongetwijfeld moreel verwerpelijk vinden en bestempelen als allerlei geinige planninkjes waarop advieskantoren zich de laatste maanden van dit jaar graag willen storten. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik deze mening niet kan aanvechten. Alleen had dit simpelweg voorkomen kunnen worden door het oorspronkelijke gedachtengoed uit 2019 verder uit te werken. En als basis voor heffing te hanteren het forfaitaire rendement in plaats van een ‘gekunstelde’ heffingsgrondslag.

Destijds uitte het (de) AFM overigens al stevige kritiek op de kabinetsplannen uit 2019, zie haar brief van 11 maart 2020, kenmerk JiBn-20011207, waarin ze ‘substantiële nadelen aan het voorstel’ constateert, waaronder:

  • twijfels over het gebruik en de berekening van het forfaitair rendement;
  • vrees voor gedragsverandering: defensieve beleggingen zijn fiscaal onaantrekkelijk;
  • wat leidt tot een gedragsverandering: van beleggen naar sparen.

Daar komt nu nog een extra punt van kritiek bij: gekonkel met de heffingsgrondslag.

Hoe luidt dus het advies van de maand december?

Probeer de heffingsgrondslag uit te hollen. Het meest lucratief is om de rendementsgrondslag zelfs onder het heffingvrij vermogen te krijgen. Dan is er in het geheel géén box 3-heffing verschuldigd, hoe hoog het (forfaitaire) inkomen uit het vermogen ook bedraagt. De gedragseffecten die het AFM al in 2020 voorzag, vormen voorwerp van advisering in december 2022:

  • laag renderende vermogensbestanddelen (zoals staatsobligaties) verwisselen voor spaargeld;
  • vorderingen opeisen en omzetten in een banktegoed;
  • aflossen van leningen uit beleggingsvermogen;
  • buiten de arbitragetermijn hoog renderende vermogenstitels tijdelijk omzetten in spaargeld;
  • inlenen van spaargelden;

maar vooral: de heffingsgrondslag drukken, liefst naar € 0! Dan betaal je ondanks een hoog (forfaitair) rendement op je vermogen in het geheel geen box 3-heffing.

Zie hier waarom accountants- en belastingadvieskantoren alle verlofdagen tot het nieuwe jaar hebben ingetrokken.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Box 3

Carrousel: Carrousel

3204

Gerelateerde artikelen